De recente wet ter herziening van het seksueel strafrecht voorziet in enkele belangrijke veranderingen voor de situatie van sekswerkers in België. Onder meer de decriminalisering van ‘derde partijen’ in de sector werd op luid applaus onthaald in de media. Wat verandert er nu precies? Tijd voor Mensenrechten sprak met Daan Bauwens, directeur van Utsopi, de grootste belangenvereniging voor en door sekswerkers in België en tevens de drijvende kracht achter deze wetswijziging.
Wie of wat is Utsopi en wat doen jullie?
Utsopi is een organisatie voor en door sekswerkers. Utsopi is de eerste – en nog altijd de enige – zelforganisatie of organisation en autogestion van sekswerkers. Dit wilt zeggen dat sekswerkers het bij Utsopi voor zichzelf opnemen en dus ook voor zichzelf spreken. Wij willen deel uitmaken van de dialoog en aanwezig zijn waar beslissingen worden genomen die een effect kunnen hebben op de levens en op de arbeidsomstandigheden van sekswerkers. Utsopi handelt dus volgens het principe ‘rien sur nous sans nous’, of ‘nothing about us without us’.
Utsopi heeft een heel aantal doelstellingen, maar de belangrijkste twee daarvan zijn destigmatisering en decriminalisering. Deze doelstellingen gaan hand in hand. Je kunt nooit destigmatiseren zonder dat je decriminaliseert. Decriminalisering houdt tegelijkertijd ook in dat je uiteindelijk een stap dichter staat bij destigmatisering.
Waarom is decriminalisering belangrijk?
Sekswerk is in België nog gedeeltelijk gecriminaliseerd. Vanaf 1 juni is dat voorbij. Zolang sekswerk wettelijk met een been in die criminaliteit blijft staan, houdt dat het schimmige beeld van sekswerk in stand. De gedeeltelijke criminalisering van sekswerk betekende bijvoorbeeld dat elke plek waar sekswerkers samenwerkten, een bordeel dus, eender wanneer gesloten kon worden. Of dat het heel gemakkelijk was in die sector om vervolgd te worden of elkaar aan te geven. Er is een ongelooflijk groot wantrouwen tussen sekswerkers onder elkaar, wat zorgt voor isolement. Dat isolement komt dan ook nog eens bovenop het dubbelleven dat veel sekswerkers leiden. Mensen voelen zich erg geïsoleerd en hebben het gevoel een gewicht te moeten dragen ten aanzien van hun kinderen, hun partner, hun familie, hun ouders… Die geheimhouding valt hen heel zwaar.
En dat is waar Utsopi begint. Ons uitgangspunt is om mensen samen te brengen en hen te verlossen uit dat isolement en dat dubbelleven door ze samen te brengen in een veilige ruimte. Dat doen we hier beneden (het hoofdkantoor bevindt zich in de Noordwijk in Brussel – red.), dat doen we in Gent, dat doen we in Antwerpen. En we gaan dat binnenkort ook in Luik beginnen doen. Sekswerkers hebben er nood aan om te praten en om vrijuit zichzelf te kunnen zijn.
De wet van 21 februari 2022 ter herziening van het seksueel strafrecht voorziet in de decriminalisering van sekswerk. Wat verandert er precies?
We hadden tot nu toe een abolitionistische wetgeving. Dit abolitionisme gaat uit van de visie dat elke sekswerker die dit beroep doet sowieso een slachtoffer is, en dat die moet geholpen worden. We gaan die persoon niet kunnen helpen door – zoals ze bijvoorbeeld in de VS doen – de persoon zelf te criminaliseren, dus we moeten er dan maar voor zorgen dat dit verschrikkelijke fenomeen verdwijnt door het eigenlijk te verstikken. Hoe doe je dat? Door iedereen die ook maar iets zou kunnen verdienen aan het sekswerk van een ander, de zogenaamde ‘derde partijen’, te criminaliseren.
Zo definieert artikel 380 van het strafwetboek verhuurders als zij die “een huis van ontucht” uitbaten (dit wordt aangepast door de recente wetswijziging – red.). Het huidige artikel 380 criminaliseert iedereen die verdient aan de exploitatie van het sekswerk van een ander. Maar wat is exploitatie? Is dat uitbuiting of is dat uitbating? In België hebben ze het vertaald door uitbating – in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland, waar men heeft gekozen voor uitbuiting. In België werden tot voor kort derde partijen dus in het algemeen gecriminaliseerd.
België is nu het tweede land ter wereld dat sekswerk decriminaliseert. Het eerste land was Nieuw-Zeeland in 2003. De decriminalisering van sekswerk staat op de agenda van organisaties als WHO, UNAIDS, UNFPA, UNDP, Human Rights Watch en Amnesty International. Het is vrij duidelijk dat dat is wat we nodig hebben. De gedachte achter decriminalisering is dat sekswerk geen job is als een ander, maar wel zo beschouwd moet worden om op een effectieve manier de personen die in de sector zitten te kunnen beschermen. In andere sectoren hebben werknemers rechten die hen beschermen tegen uitbuiting en maatregelen die hun veiligheid beschermen. Waarom bestaat dat niet voor sekswerk? De decriminalisering maakt dit mogelijk.
Heeft de coronacrisis de zaken in versnelling gebracht?
Ik denk dat de coronacrisis heel veel dingen heeft aangetoond. De crisis heeft ten eerste aangetoond dat de sociale bescherming voor sekswerkers met haken en ogen aaneen hangt. Het was namelijk een sector die officieel niet mag bestaan voor een activiteit die wel mag bestaan. Dat heeft voor ongelooflijk veel miserie gezorgd, maar de staat kon niks doen. Dus wat hebben wij gedaan? Als de organisatie voor en door sekswerkers hebben wij ons eigen systeem op poten gezet wat betreft sociale zekerheid, een vervangsysteem. We hebben hiervoor een enorme crowdfunding opgezet, wat 35.000 euro heeft opgeleverd. Vervolgens hebben wij heel veel dossiers ontvangen van mensen die in de problemen zaten en die we dan ofwel juridisch hebben bijgestaan, ofwel hebben doorverwezen naar OCMW’s en reeds bestaande systemen. Als dat allemaal niet lukte, dan konden ze bij ons maandelijks een toelage ontvangen.
Hoe verschilt decriminalisering van legalisering?
Legalisering gaat uit van het stereotiep beeld dat we “arme meisjes” moeten beschermen tegen anderen en tegen zichzelf. Het slachtofferdiscours. Om hen te beschermen gaat men in het geval van legalisering voorwaarden opleggen aan de sekswerkers zelf om de job te mogen doen.
Er zijn inderdaad veel mensen met een kwetsbaar profiel die in deze sector terechtkomen, maar zij zijn niet geneigd om de administratieve stappen te zetten die nodig zijn om een vergunning te verkrijgen waaruit blijkt dat ze aan die voorwaarden voldoen. Er wordt dus een barrière opgeworpen. Deze kwetsbare profielen zullen zich bijvoorbeeld niet aangeven bij een ambtenaar ergens in een kantoortje van de gemeente, zoals in Nederland is opgelegd. Daar spreken ze nu zelfs van een psychologische test die sekswerkers zouden moeten afleggen om te bepalen of ze wel in staat zijn om zelf voor de job te kiezen. Tijdens de hoorzittingen in het parlement hier in België waren er professoren die voor een gelijkaardige test hebben gepleit. Het gros van de sekswerkers – en al zeker de meest kwetsbaren – zal een dergelijke test niet zien zitten. Zij gaan gewoon hun job doen, maar dan onder de radar. Totdat iemand infecties krijgt, beroofd of verkracht wordt. Dan kunnen ze niet naar hulpverleners of naar de politie stappen.
Het is voor ons belangrijk dat er geen voorwaarden worden opgelegd aan sekswerkers zelf – behalve natuurlijk dat de persoon meerderjarig moet zijn en niet onder dwang werkt – maar we zijn natuurlijk compleet voorstander van het opleggen van voorwaarden aan de uitbaters. Tot nu toe was het onmogelijk om die uitbater te vragen om zich aan bepaalde standaarden te houden, want de sector in zijn geheel was officieel onbestaande. Dankzij de decriminalisering kan dit nu wel.
Werkt een sekswerker dan als zelfstandige of als werknemer?
Het is ondertussen al mogelijk in België om de job van sekswerker te doen onder een bepaalde NACEBEL code (onder deze code registreert een zelfstandige zijn/haar activiteit in het KBO – red.). Er is daar nog wat sleutelwerk aan, maar goed, het is al mogelijk. Enkel de derde partijen die diensten leverden aan zelfstandige sekswerkers werden nog gecriminaliseerd. Zoals gezegd is dit vanaf 1 juni voorbij. Dat is al een enorme stap voorwaarts. Zelfstandige sekswerkers zullen namelijk dezelfde rechten hebben als alle zelfstandigen in eender welke sector in België.
Daarnaast is het ook heel belangrijk dat de volledige sector van de uitbating (zijnde de situatie tussen een werkgever en een werknemer-sekswerker – red.) niet langer gecriminaliseerd is, maar wel onder voorwaarden functioneert. In de wet staat wel nog steeds dat de organisatie van sekswerk van anderen in principe pooierschap is, buiten de gevallen die de wet bepaalt. Nu, welke gevallen worden dan door de wet bepaald? Dat wordt nu nog onderhandeld en zal het arbeidskader vormen. Dat is van groot belang voor zaken zoals aansluiting bij een medische dienst, bepaalde preventiemaatregelen, arbeidsongevallenverzekering, … etc.
Wij hebben nood aan een arbeidskader voor seksuele uitbating of seks-etablissementen met specifieke extra regels die nodig zijn om sekswerkers tegen risico’s te beschermen die eigen zijn aan het werk, zoals die overigens voor elke sector bestaan. Dat wilt dus zeggen dat wij aan alle uitbaters die nu bestaan kunnen zeggen dat als ze in deze sector willen blijven, ze aan deze minimale voorwaarden moeten voldoen. Pas dan kan je een contract geven aan een sekswerker.
Welke voorwaarden kunnen dit dan zijn?
Dit zijn bijvoorbeeld het aantal werkuren en de hygiënische omstandigheden waarin de job wordt uitgeoefend, zoals hoeveel keer dat de lakens moeten ververst worden. Het betreft ook het voorzien van aparte douches en rustruimtes voor de sekswerkers waar klanten niet kunnen komen, of de aanwezigheid van veiligheidsvoorzieningen zoals een alarmknop.
Een van de kritieken op de decriminalisering van sekswerk is dat dit het punt mist voor sekswerkers zonder reguliere verblijfsstatus. Zij hebben hier sowieso geen legaal verblijfsstatuut en hebben bijgevolg dus ook geen recht op arbeid. Duwt de decriminalisering in de strafwet deze groep mensen dan niet nog verder in de marginaliteit? Worden zij vergeten?
Het zou inderdaad een pervers effect zijn dat enkel personen die met alles in orde zijn kunnen “genieten” van die nieuwe regeling, maar het huidige gedoogbeleid helpt wel om die groepen zichtbaar te maken en te kunnen bereiken. Wij pleiten er ook voor dat bepaalde gedeelten van het gedoogbeleid ook zullen blijven bestaan zodat er geen jacht ontstaat op sekswerkers zonder papieren. Dat is heel belangrijk. Tegelijkertijd is het ook belangrijk om erop te hameren dat mensen zonder papieren die terecht komen in deze sector tenminste niet in mensonwaardige omstandigheden te werk zullen worden gesteld, gezien er voor de hele sector minimale voorwaarden zullen gelden rond hygiëne en veiligheid. Als iemand dan te werk wordt gesteld in deze sector, dan zal dat ook onder die voorwaarden moeten gebeuren. Of die nu papieren heeft of niet.
Een ander punt van kritiek dat vaak terugkomt in deze discussie is dat het decriminaliseren van sekswerk in de handen van mensenhandelaars speelt. België zou een “aantrekkingskracht” uitstralen ten aanzien van mensenhandelaars omwille van deze decriminalisering. Wat is jouw reactie hierop?
Mensenhandel wordt steeds gebruikt als reden om sekswerk te verdrijven of te verbieden, of om de klant te criminaliseren. Het gevolg is dat alles zich onder de radar voordoet, een situatie waar mensenhandelaars net heel erg wel bij varen. We moeten sekswerk een plaats geven in de maatschappij, met door de wet opgelegde normen om sekswerkers te beschermen. Het gebeurt niet zelden dat sekswerkers zelf situaties van mensenhandel ontdekken en rapporteren. In de strijd tegen mensenhandel is sekswerk dus niet het probleem, maar deel van de oplossing.
Heeft u het gevoel dat politiemensen voldoende opgeleid zijn hierover?
Helemaal niet, maar ook dat is aan het veranderen. Samen met PAG-ASA en Espace P hebben wij vormingen gegeven bij de politie in Brussel-Noord. Dat waren zes opleidingen. Meer dan 80 politiemensen zijn daarbij aanwezig geweest en dat heeft geleid tot een hervormingsplan bij de politiezone Brussel-Noord dat inhoudt dat bij elke patrouille steeds één persoon aanwezig zal zijn die gespecialiseerd is in kwesties van mensenhandel of sekswerk. En de wijkagenten zullen ook opgeleid worden over deze kwesties.
Heel dit verhaal gaat om het creëren van een menswaardig bestaan voor sekswerkers, waarbij hun mensenrechten worden gerespecteerd. Jullie pleiten dan ook voor het installeren van een “mensenrechtenmodel” voor sekswerkers. Wat houdt dit juist in?
Inderdaad, dit is voor ons echt een mensenrechtenkwestie. Er gaan stemmen op binnen de internationale sekswerkersbeweging om de term ‘decriminaliseringsmodel’ te vervangen door een ‘mensenrechtenmodel’. In Zweden hebben ze het anders gedaan. Daar bestaat er een model van klantencriminalisering, het zogenaamde neo-abolistionistische model. Dat gaat ook weer uit van het idee dat elke vrouw die dit doet een slachtoffer is. De vrouw die zegt dat ze dit uit vrije wil doet, is gebrainwasht door de maatschappij dus daar moet je niet naar luisteren. Op die manier worden natuurlijk alle stemmen van alle sekswerkersorganisaties genegeerd. Dat neo-abolitionistisch model heeft een slechte naam gekregen door internationaal onderzoek omdat de effecten ervan desastreus waren voor sekswerkers. Als PR-stunt hebben ze in Zweden de naam dan ook veranderd naar het ‘equality model’, maar het gaat in wezen nog steeds om het criminaliseren van de klant. Ze denken dat mensen zo op een meer gelijke manier gaan nadenken over man en vrouw. Het idee is dat door het doen verdwijnen van prostitutie mannen op een meer respectvolle manier zouden gaan nadenken over vrouwen, en dus niet langer als lustobjecten. Daarom noemen ze dat het ‘equality model’.
Wat zijn de gevolgen van modellen zoals het Zweedse ‘equality model’?
Criminalisering – van de klant (zoals in Zweden – red.) of van de sekswerker – zorgt ervoor dat je het heel moeilijk maakt voor sekswerkers om hun job in iet of wat aanvaardbare omstandigheden uit te oefenen. Zij betalen de rekening. Om een voorbeeld te noemen: het Zweeds model is in 2016 overgenomen door Frankrijk en heeft ervoor gezorgd dat alle bordelen daar plots dicht moesten. Dat betekende een enorme toename in straatprostitutie en een toename van gerapporteerd geweld op sekswerkers. Waar is het veiliger werken? In een bordeel, of op straat, een park of een parking?
Modellen zoals in Zweden gaan ervan uit dat het aanbod een antwoord is op de vraag, dus ze gaan die vraag de kop indrukken door de klant te criminaliseren. Het gevolg is echter niet dat sekswerk verdwijnt. Het gevolg is wel dat je sekswerkers in gevaar brengt omdat alles onder de radar moet gebeuren. Sekswerkers worden afhankelijk van tussenpersonen om klanten te ronselen, wat pooierschap in de hand werkt. Dat is het kwalijke van dit model dat voortvloeit uit een bepaalde stroming binnen het feminisme: om principes zoals gendergelijkheid – wat absoluut moet nagestreefd worden, begrijp me niet verkeerd – te realiseren, wordt een groep vrouwen, mannen en transen voor de bus gegooid. Vanuit een mensenrechtenperspectief is dat volledig onaanvaardbaar.
Een decriminaliseringsmodel stelt de mensenrechten centraal. Decriminalisering klinkt voor heel veel mensen als deregulering, het maar overlaten aan de vrije markt. Dat is exact het tegenovergestelde van wat we willen. Pooiers kunnen zich net gemakkelijker in een ongereguleerde sector begeven. Misschien is het dus geen slecht idee om het decriminaliseringsmodel binnenkort het mensenrechtenmodel te noemen. Want door te decriminaliseren maak je mensenrechten mogelijk.
Dit interview is van de hand van Eva Albers en Louise Reyntjens, beiden mensenrechtenonderzoekers aan KU Leuven.
0 reacties