In november 2022 opende de nieuwe gevangenis van Haren. Deze gevangenis, die we vooral geen gevangenis mogen noemen, werd voorgesteld als de gevangenis van de toekomst. In de loop van de afgelopen maanden verhuisden enkele honderden gedetineerden van Vorst, Sint-Gillis en Berkendael naar het nieuwe “gevangenisdorp”. Wat zijn de eerste indrukken? Tijd voor Mensenrechten sprak met Pieter Houbey, vicevoorzitter van de Centrale Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen (CTRG). Haren biedt kansen, maar “le teste, c’est nous”, om het in de woorden van een gedetineerde te zeggen.
Laat ons beginnen bij het begin: wat is de CTRG? Wat doen jullie?
De CTRG waakt over de correcte behandeling van gedetineerden in de Belgische gevangenissen. Dat doen we op verschillende manieren. Zo houden we toezicht op de gevangenissen door bezoeken te brengen, doorgaans onaangekondigd. Met die bezoeken proberen we vooral preventief te werk te gaan. Daar stellen we dingen vast die niet zo goed lopen of zaken die dreigen fout te lopen in de toekomst. Daarover formuleren wij dan aanbevelingen in onze verslagen en die sturen we door naar verschillende actoren, zoals de minister van Justitie, maar ook de betrokken gevangenis zelf. Naast het voeren van onafhankelijk toezicht hebben we ook een adviesfunctie ten aanzien van de bevoegde ministers. Soms worden we gevraagd om advies te verlenen, bijvoorbeeld over een bepaald onderwerp, maar soms doen we dat ook ambtshalve. We zijn tot slot verplicht om jaarlijks een verslag te schrijven over de omstandigheden in onze gevangenissen.
De gevangenis van Haren is voorgesteld als de gevangenis van de toekomst. Wat houdt dat juist in en hoe verschilt de “gevangenis van de toekomst” van klassieke gevangenissen?
Volgens de opeenvolgende ministers van Justitie – want Haren is een verhaal dat teruggaat tot 2008 – is Haren een “gevangenisdorp”, waar kleinschalig wordt gewerkt door kleine leefeenheden op te richten met telkens 30-35 gedetineerden. Op die manier zou er meer worden ingezet op, onder andere, re-integratie en op onderliggende contacten. Op dat vlak kent Haren ook een nieuw gegeven, namelijk het bestaan van detentiebegeleiders enerzijds en veiligheidsassistenten anderzijds; met die eerste wil men meer inzetten op het creëren van een persoonlijke band met gedetineerden. Elkaar kennen speelt een grote rol in het gevangenistraject.
De lokale commissies van toezicht zijn jullie ogen en oren in de praktijk. Strookt volgens hen dat idee van de gevangenis van de toekomst met de realiteit? Haren is natuurlijk nog niet lang open, maar wat zijn de eerste indrukken?
Het is inderdaad nog vroeg om een oordeel te vellen over Haren. Qua infrastructuur wil Haren vernieuwend zijn, maar we zien toch ook oude principes terugkeren. Want hoewel er leefeenheden zijn en mogelijkheden tot meer open regimes, zien we tegelijkertijd de klassieke sterrenarchitectuur terugkomen, waardoor de penitentiaire beambten controle kunnen voeren vanuit het centrum. Of Haren echt vernieuwend zal zijn, is dus moeilijk te beoordelen. Het idee van zo’n grootschalige gevangenis is alvast niet vernieuwend vanuit internationaal perspectief – denk bijvoorbeeld aan PI Zaanstad in Nederland. De vraag is ook of de totale omvang van de gevangenis in Haren niet ook het idee van kleinschaligheid in de begeleiding ondergraaft. Kleinschaligheid gaat over nauwe contacten tussen de mensen. In Haren gaan op termijn 730 penitentiaire beambten aan het werk zijn. Gaan die altijd bij dezelfde leefeenheid staan? Wat als er beambten te kort zijn? En welke invloed gaat dat hebben op de contacten met gedetineerden? Ik zou zeggen dat de detentiehuizen dan vernieuwender zijn.
Een andere manier om kleinschaligheid te realiseren is vanuit de band met de omgeving en de buitenwereld. Haren ligt aan de rand van Brussel. Dat maakt dat gedetineerden die in een re-integratietraject zitten lange afstanden zullen moeten afleggen wanneer ze penitentiaire verloven hebben of uitgaansvergunningen. Bij mijn verschillende bezoeken viel het mij bijvoorbeeld op dat er weinig openbaar vervoer beschikbaar is. Je hebt het station van Haren-Zuid, maar dan moet je de pendelbus nog te pakken krijgen. Die moeilijkheid stelt zich overigens niet alleen voor gedetineerden, maar ook voor externe diensten en hulpverleners, zoals de CAW’s. Over dat isolement kunnen vragen worden gesteld. Het naar de rand van de stad duwen van gevangenissen is een trend die we steeds vaker zien. Dat komt vooral voort uit de publieke opinie – het zogenaamde NIMBY-syndroom. Bij detentiehuizen is dat ook een probleem. Maar dat naar de rand duwen maakt ons ook als samenleving ook minder bewust. In Antwerpen of Leuven passeer je nog eens de gevangenis en je hoort bij wijze van spreken af en toe eens wat roepen; gedetineerden zijn zich ook bewust van het leven aan de buitenkant. Zonder dat daar weliswaar een echte connectie is voelt het toch minder afgelegen aan dan een gevangenis aan de rand.
Tegelijkertijd zijn er in Haren heel veel ruimtes voor gemeenschappelijke activiteiten, veel meer dan in een doorsnee gevangenis. Dat biedt kansen, maar in welke mate die gaan worden benut, moet nog blijken. Om het in de woorden van een gedetineerde te zeggen: “le teste, c’est nous”.
Je hebt het idee van kleinschaligheid al een paar keer aangehaald. Dat biedt meer kansen voor gedetineerden, bijvoorbeeld met het oog op re-integratie, maar waarom werd er niet gekozen voor effectief kleinschalige initiatieven, zoals detentiehuizen? Hadden we daar niet meer op moeten inzetten?
Dat is een moeilijke vraag. Het is zo dat de gevangenis van Haren er eigenlijk al een twaalftal jaar geleden had moeten zijn. De vraag rijst dan sowieso in welke mate iets dat zo lang geleden het licht had moeten zien nu nog vernieuwend kan zijn.
Als we kijken naar bouwkost, waarvan het totaalplaatje meer dan 1 miljard zal bedragen, los van de personeelskosten, dan kunnen we wel de vraag stellen of het niet beter was geweest om zo’n bedrag aan andere dingen te besteden. Bijvoorbeeld aan andere manieren van straffen, aan het begeleiden van mensen in de samenleving. Criminaliteit is ook vooral een sociaal probleem. Aan de voorkant kan men ook heel veel doen.
Wat zijn voor jullie de voornaamste problemen die nu al naar boven komen in Haren? En welke impact hebben die op de rechten van de gedetineerden?
Een eerste probleem is de personeelsbezetting. Volgens de signalen die wij vandaag op het terrein opvangen, is er een onderbezetting. Nochtans blijkt uit de parlementaire stukken dat er voor de gedetineerden die er nu zijn, in totaal 268, 314 voltijdse penitentiaire beambten zouden zijn. Die twee signalen zijn tegenstrijdig. We weten uit onderzoek van het Rekenhof dat het ziekteverzuim hoog is bij penitentiaire beambten. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het verschil tussen de objectieve cijfers en de realiteit. Voor Haren valt het bovendien op dat er vooral problemen zijn om Nederlandstalig personeel aan te werven, wat natuurlijk een impact heeft op Nederlandstalige gedetineerden die het Frans niet machtig zijn.
Wat betekent die personeelskrapte concreet voor de gedetineerden?
Het is nog iets te vroeg om dat al met zekerheid te zeggen. Maar we weten vanuit de ervaring met de bestaande Brusselse gevangenissen dat wanneer er minder personeel is, en er ook nog sprake is van overbevolking, er bepaalde keuzes worden gemaakt. Ten eerste wordt het aantal bewegingen beperkt, van de cel naar de wandeling, naar de gemeenschappelijke ruimte, naar opleidingen, enzovoort. In die zin heeft het tekort aan personeel een directe impact op het dagelijks leven van de gedetineerden, want het aantal activiteiten zal worden teruggedraaid. Ten tweede kunnen op het vlak van functiedifferentiatie problemen rijzen. In Haren heb je zowel veiligheidsassistenten als detentiebegeleiders. Het personeelstekort zou ertoe kunnen leiden dat op een bepaald moment de veiligheidsassistenten de rol van detentiebegeleiders moeten opnemen. Hoe dat zich zal vertalen in de behandeling van gedetineerden, dat is een vraag die nog onbeantwoord blijft. Een probleem dat daarmee samenhangt, is de opleiding van de detentiebegeleiders. Normaal gezien moeten zij beantwoorden aan strengere voorwaarden om te worden gerekruteerd. De minister van Justitie beklemtoont vaak dat hij wil inzetten op voorafgaande opleidingen aan de tewerkstelling van detentiebegeleiders. Maar de CTRG heeft met enkele detentiebegeleiders gesproken en die gaven aan dat er op dit moment nog geen sprake is van zo’n doorgedreven opleiding. En dat is natuurlijk essentieel om hun job, die soms echt niet makkelijk is, op een goede manier te kunnen uitoefenen.
In jullie eerste rapport over Haren, toen de gevangenis nog in aanbouw was, hebben jullie kritiek gegeven op de zogenaamde timeout-cellen. Is daarnaar geluisterd?
Als we kijken naar de timeout-cellen in Haren, is het zo dat die cellen weinig verschillen van de strafcellen (die volgens de Basiswet kunnen worden gebruikt om gedetineerden te bestraffen). Materieel gezien zijn ze op dezelfde manier ontworpen, bijvoorbeeld met weinig toegang tot natuurlijk licht. Toen we de gevangenis voor een tweede keer bezochten, was er nog steeds geen wettelijk kader uitgewerkt voor die timeout-cellen. Onder welke omstandigheden gaat men die gebruiken? Voor welk type situaties? Welke rechten hebben gedetineerden? De basiswet spreekt niet over timeout-cellen, en regelt hun situatie dus niet. Dat is natuurlijk problematisch. We hebben wel een mondelinge toelichting gekregen dat de timeout-cellen zouden worden gebruikt voor bijzondere veiligheidsmaatregelen, of in het kader van een voorlopige maatregel, maar de vertaling naar regelgeving ontbreekt. Wettelijke garanties beschermen tegen misbruik.
Tot slot: wat zijn jullie aanbevelingen voor andere gevangenissen in België, of het gevangeniswezen als geheel?
Ik zal spreken vanuit onze jaarverslagen, want die illustreren waar we de aandacht op vestigen. In 2022 was het jaarthema overbevolking. Dat is een structureel probleem dat al jaren aansleept en dat zodanig om zich heen grijpt en alles bemoeilijkt. We hebben al vaak benadrukt dat op dat vlak maatregelen moeten worden genomen, zonder daarbij te focussen op een uitbreiding van capaciteit. Als we gaan uitbreiden, vrezen we dat we een soort aanzuigeffect gaan creëren. Dat die plaatsen wel gevuld zullen raken. Als we vanuit die optiek teruggaan naar Haren doet dat, hoewel het nodig was om de verouderde infrastructuren van de Brusselse gevangenissen aan te pakken, de vraag rijzen of Haren toch niet te veel een expansionistisch beleid aantoont. Uitbreiden is volgens ons niet de oplossing voor overbevolking. Naar mijn gevoel is een andere aanpak nodig, waarbij iedereen in de strafrechtketen wordt geïntegreerd en volgens éénzelfde filosofie handelt. Anders zal het moeilijk zijn om dat hardnekkige fenomeen van overbevolking de kop in te drukken.
In 2023 zal het jaarthema de minimale dienstverlening zijn. We zullen ons ook bezighouden met de uitbouw van de detentiehuizen. We hebben in onze rapporten geschreven dat die detentiehuizen bepaalde penologische concepten ten goede komen, namelijk de kleinschaligheid, de differentiatie en inbedding in de lokale maatschappij. Maar natuurlijk gaan we dat moeten opvolgen en zien hoe die principes worden vertaald in de realiteit.
Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.
0 reacties