Sinds 1 september 2024 voorziet de wetgever in een regelgevend kader rond afzondering en fixatie in het onderwijs. We zijn blij dat dat deze verregaande vorm van dwingend handelen in een wetgevend kader werd gegoten en dat het uitgangspunt een verbod op afzondering en fixatie is, met daarop slechts enkele uitzonderingen.
Afzondering en fixatie zijn twee specifieke vormen van vrijheidsbeperkende maatregelen.
De omzendbrief die het regelgevend kader verduidelijkt, gebruikt onderstaande definities:
“Vrijheidsbeperkende maatregelen zijn alle maatregelen die een beperking van keuzevrijheid en/of contact met de buitenwereld van de leerling/interne inhouden. De twee meest verregaande vormen van vrijheidsbeperkende maatregelen zijn afzondering en fixatie.”
“Afzondering is het verblijf van een leerling/interne in een ruimte die hij niet zelfstandig kan verlaten (dus niet iemand in de hoek/gang of in een aparte kamer die niet op slot is, zetten).”
“Fixatie is elke handeling of elk gebruik van materiaal die de bewegingsvrijheid van de persoon beperkt, verhindert of belemmert, waardoor de persoon niet zelfstandig zijn bewegingsvrijheid kan herwinnen.”
Voor bredere vrijheidsbeperkende maatregelen voorziet de wetgever op dit ogenblik geen wetgevend kader. Deze vallen onder de autonome bevoegdheid van elke school, binnen het kader van het pedagogische project van die school. Tijdens schoolbezoeken merken we dat scholen zoekend zijn om hier in regel te blijven met hun pedagogisch project. Leerlingen die op een ‘rode’ tegel moeten blijven staan na ongepast gedrag op de speelplaats, vastgemaakt worden aan een stoel met een sjaal of de klas moeten verlaten en langdurig op de bureau van de directie moeten blijven, dragen niet bij tot een versterkt pedagogisch klimaat.
De wetgeving beperkt zich tot afzondering en fixatie en dat zorgt ervoor dat scholen eenvoudig kunnen inschatten of deze regelgeving voor hen van toepassing is. Wanneer een school beschikt over een time-out lokaal dat afgesloten kan worden, een TAVA (Totale Afzondering Van Aanmoediging) of andere afzonderingsruimte, dan is het evident dat deze wetgeving een gevolg heeft voor de school. Ook wanneer de school in het verleden reeds afzonderde of fixatietechnieken gebruikte, is het vanzelfsprekend dat de school de wetgeving moet naleven. Zelf zagen we nooit een TAVA of isoleerruimte in een school voor gewoon onderwijs. De focus ligt m.a.w. sterk op scholen buitengewoon onderwijs.
Het uitgangspunt van het nieuwe decreet is dat afzondering en fixatie verboden zijn. Dat is helder en een goede zaak. Afzonderen en fixeren dragen niet bij tot een meer kwaliteitsvolle (pedagogische) relatie. De omzendbrief voorziet twee uitzonderingen op dit verbod: “ernstig én acuut gevaar” enerzijds, en “bij potentieel gevaar ter preventie van actueel en ernstig gevaar voor de leerling/interne of anderen of om de ontwikkelings- en ontplooiingskansen van de leerling/interne te bevorderen anderzijds”. Deze tweede aanleiding is een rechtstreeks citaat uit de omzendbrief en doet wel wat wenkbrauwen fronsen. Afzondering ter bevordering van ontwikkeling- en ontplooiingskansen is een zeer ruime en vage definiëring en zet de deur open naar interpretatie. Dit stemt niet overeen met het uitgangspunt dat we strikt definiëren in welke gevallen een uitzondering gemaakt kan worden op het verbod om af te zonderen.
Onderwijsinstellingen wordt gevraagd om een beleid rond afzondering en fixatie op te stellen, wanneer ze inschatten dat de kans reëel is dat ze deze maatregelen moeten nemen. Het is goed en logisch dat er gevraagd wordt om daarin voldoende preventieve maatregelen op te nemen om afzondering of fixatie in de toekomst te voorkomen. Toch willen we ook hier een bedenking formuleren. Het voorzien van een kader waarbinnen afgezonderd kan worden en het voorzien van fysieke ruimtes om af te zonderen kan paradoxaal genoeg net leiden tot méér afzonderen, ook al wordt er gevraagd naar voldoende preventieve maatregelen. Het aanbieden van een opleiding PVT (persoonlijke veiligheidstechnieken) aan schoolpersoneel kan net leiden tot méér fysieke interventies. We stellen in de praktijk bovendien vast dat er scholen buitengewoon onderwijs zijn met een zeer gelijkaardige leerlingenpopulatie (leeftijd, type, opleidingsvorm) waarbij de ene school wel beschikt over een beleid en fysieke ruimtes om af te zonderen, en de andere school niet. Waarbij de ene school regelmatig overgaat tot afzondering en de andere niet. Naar ons aanvoelen moet er meer ingezet worden om scholen te ondersteunen om afzonderen en fixeren tot een absoluut minimum te herleiden. In een onderzoek naar vrijheidsberoving in het onderwijs uit 2019, gevoerd aan UCLL, stelden onderzoekers vast dat de grootste voorspeller van het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen net de aanwezigheid van een beleid hieromtrent is. Men formuleerde toen de hypothese dat kennis hebben van het beleid rond vrijheidsbeperkende maatregelen ertoe leidt dat afzondering en fixatie een volwaardig handelingsalternatief is in de omgang met ongewenst/gevaarlijk gedrag.
We zijn ervan overtuigd dat scholen meer steun moeten krijgen bij het uitwerken van een beleid dat inzet op nabijheid, dat aandacht geeft aan het meer centraal stellen van de leraar als relationeel bekwame handelaar. Vrijheidsbeperkende maatregelen worden ingezet wanneer de leraar zich onmachtig voelt. Wanneer we dit gevoel van onmacht kunnen verlagen, zal de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen afnemen.
De omzendbrief geeft alleszins een aanzet om het gebruik van beperkende maatregelen tot een minimum te herleiden, bv. door mechanische fixatie volledig te verbieden onder de 12 jaar, te stellen dat de maatregel zo kort als mogelijk moet duren en door te pleiten voor het niet combineren van afzondering en fixatie. Dit laatste komt in de praktijk neer op vragen om niet te fixeren in een afzonderingskamer. Zelden tot nooit zagen we in scholen fixatiepraktijken zonder afzondering. Wanneer we dit wel tegenkwamen, bleek het te gaan over anomalieën, bv. een kleutertje dat niet wou blijven zitten op een stoel en dat werd vastgebonden met een sjaal. Hier kan de wetgeving m.a.w. specifieker en duidelijker. Wat de wetgever wel zeer helder stelt, is dat afzondering of fixatie nooit kan als straf, sanctie of collectieve maatregel.
Bij de vermelding van de tweede reden tot afzondering of fixatie (“preventie of bevordering van de ontwikkelingskansen”) wordt, zoals eerder vermeld, niet verduidelijkt wat hieronder wordt verstaan. Wel wordt aangegeven dat er hier striktere voorwaarden gelden. Zo is een instemming van de leerling en/of de ouders vereist. Deze instemming moet voorafgaand gegeven worden en kan te allen tijde herroepen worden. De instemming moet na overleg schriftelijk vastgelegd worden. We missen hier dat er niet wordt vastgelegd wie op dit overleg aanwezig moet zijn. Naar ons aanvoelen is dat niet de school met de leerling en/of de ouders, maar altijd de school met én de ouders, én de leerling. Het feit dat de wetgever aangeeft dat de toestemming van de leerling en/of de ouders nodig is, mag er niet toe leiden dat we enkel toestemming vragen aan de ouders.
Zeer goed is dat er duidelijk wordt aangegeven dat ouders na het toepassen van een maatregel zo snel als mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht en dat er een nabespreking moet voorzien worden. De focus op preventie naar volgende incidenten toe is hier absoluut toe te juichen.
De omzendbrief eindigt met enkele eerder logische verduidelijkingen, namelijk de voorwaarden waaraan de afzonderingskamer moet voldoen en het aangeven van de registratieplicht.
Bij de voorwaarden waaraan de afzonderingskamer moet voldoen, valt op dat er duidelijk gesteld wordt dat er oriëntatiemogelijkheden, lichtinval en tijdsindicatie voorzien moet worden. In de afzonderingskamers die we in het verleden zagen in scholen, was dit zelden allemaal het geval. Sommige scholen investeerden fors in afzonderingsruimtes en worden nu geconfronteerd met bijkomende kosten, sommigen zullen merken dat ze niet kunnen voldoen aan een voorwaarde als lichtinval. Het is zeer twijfelachtig of ze deze ruimte daarom buiten gebruik zullen stellen. Andere scholen worden geconfronteerd met grote kosten: soms zagen we time-out lokalen met gipskartonnen muren en ijzeren deuren, met vuistafdrukken in het gipskarton en wat schunnige taal op de muur.
Wanneer we dit combineren met de verplichting van een uitgebreide registratie (zie hieronder), dan formuleren we graag nog een laatste bedenking.
- het type maatregel;
- de omstandigheden, de aanleiding of reden en uitgeprobeerde alternatieven;
- het verloop van de maatregel;
- het tijdstip van begin en einde;
- de tijdstippen van en observaties tijdens het toezicht;
- of er verwondingen bij de leerling/interne of bij derden zijn;
- de eventuele opmerkingen van de leerling/interne en de ouders over het verloop van de maatregel;
- de nabespreking.
Deze terechte maar hoge vormelijke eisen van de nieuwe wetgeving dragen ook het risico in zich dat scholen ervoor zullen kiezen om een stap achteruit te zetten. Waarbij veilige, goed voorziene TAVA’s niet meer worden gebruikt maar klassieke time-out ruimtes intensiever en ‘feller’ worden gebruikt. We merken in de praktijk dat scholen vaak opschalen in maatregelen. Dat wil zeggen dat ze naast afzonderingsruimtes ook time-out-lokalen ter beschikking hebben. Deze ruimtes kunnen vaak niet afgesloten worden en voldoen zeker niet aan de voorwaarden waaraan een afzonderingsruimte moet voldoen. Uiteraard is het goed wanneer scholen deze ruimtes intensiever inzetten wanneer ze geconfronteerd worden met ongewenst gedrag, maar het kan niet de bedoeling zijn dat deze ruimtes de rol overnemen van een afzonderingsruimte. Scholen kunnen hier echter wel voor kiezen omdat de afzonderingsruimte niet voldoet aan de hierboven geschreven voorwaarden, of omdat ze geen toestemming hebben van ouders om af te zonderen. In dat geval zou de time-out ruimte oneigenlijk gebruikt worden en zal bij een eerste telling van het aantal afzonderingen/fixaties het werkelijke aantal onderschat worden.
We zijn tevreden dat er een wetgevend kader is. Maar dat een evaluatie nodig zal zijn en dat de wetgeving verder verfijnd zal moeten worden lijkt nu reeds duidelijk. Net zoals het duidelijk is dat we momenteel onmogelijk kunnen inschatten wat de kwantitatieve evaluatie zal zijn na dit schooljaar. Hoeveel jongeren zullen hoe vaak in afzondering geplaatst worden en vanaf wanneer zullen we dit aantal ‘aanvaardbaar’ vinden. Wat ons betreft is het streefdoel geen enkele afzondering of fixatie. Dit houdt wel in dat er fors geïnvesteerd moet worden in het versterken van de draagkracht van lerarenteams, in het verschuiven van de focus van het kind naar de leraar.
Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.
0 reacties