Recente cijfers en tendensen

De krantenkoppen liegen er tegenwoordig niet om: “Een energiefactuur van 8.000 euro, kan dat echt? Hoe zijn we hier beland?” (De Morgen, 8 maart 2022); “Hoe ziet de toekomst eruit voor onze energie? De helft van de Vlaamse gezinnen kan de nodige ingrepen niet betalen” (De Morgen, 8 maart 2022); “Gasprijs schiet verder omhoog door oorlog in Oekraïne, ook nieuw record voor stookolie” (De Morgen, 8 maart 2022); “De Croo wil gasprijs plafonneren: Markt functioneert niet meer” (De Tijd, 10 maart 2022); “Minister Van der Straeten organiseert top over energiearmoede” (De Morgen, 10 maart 2022) en zo kunnen we ongetwijfeld nog een eindje doorgaan.  

Energie vormt een essentiële pijler in onze samenleving. Aardgas, stookolie en elektriciteit zijn allen energiebronnen die de basis vormen voor onze verwarming, warm water en elektrische voorzieningen. Hoe precair de situatie vandaag is, blijkt ook uit een blik op het verleden. Reeds in 2010 werd al bericht dat zeker “200.000 gezinnen in de problemen zitten. Daarvan sloten er 100.000 een afbetalingsplan af met hun leverancier. 50.000 families kunnen dat plan niet afbetalen. Bij 3000 gezinnen werd de elektriciteit afgesloten. Zij zitten nu zonder elektriciteit of verwarming.” (DeWereldMorgen). Vandaag zijn dat er ongetwijfeld nog veel meer. Uit een rapport van de Koning Boudewijnstichting uit 2020 bleek dat 1 op 5 Belgische gezinnen de energiefactuur amper kan betalen. Deze cijfers van de Koning Boudewijnstichting dateren evenwel nog van 2019, nog vóór de huidige stijgende energieprijzen. Eind 2020 leverden de netbeheerders wegens wanbetaling elektriciteit aan iets meer dan 77.100 huishoudens en gas aan ruim 56.400 huishoudens (Statistiek Vlaanderen). Verwacht wordt dat in 2021-2022 nog meer huishoudens het moeilijk zullen krijgen om de energiefactuur te blijven betalen.

Wat is energiearmoede?

In de nieuwe Europese voorstellen tot wijziging van de Energie-efficiëntierichtlijn (EED) definieert de Europese Commissie energiearmoede (“energy poverty”) als volgt: “Energiearmoede betekent een gebrek aan toegang van een huishouden tot essentiële energiediensten die een behoorlijke levensstandaard en gezondheid ondersteunen, waaronder voldoende warmte, koeling, verlichting en energie om toestellen aan te drijven, daarbij rekening houdend met de relevante nationale context, het bestaande sociale beleid en andere relevante beleidsdomeinen.” Deze definitie komt naast het begrip “kwetsbare afnemers” uit de Vierde Elektriciteitsrichtlijn. Het concept “kwetsbare afnemers” kan bestaan uit inkomensniveaus, het percentage dat energie-uitgaven vormen van het besteedbare inkomen, de energie-efficiëntie van huizen, kritieke afhankelijkheid van elektrische apparatuur om gezondheidsredenen, vanwege leeftijd of andere criteria. Elke lidstaat dient dit voor zichzelf in te vullen. Voor België betekent dit dat één op de vijf Belgische gezinnen in energiearmoede meer dan tien procent van het inkomen spendeert aan energiekosten.

De Barometer Energiearmoede (Bron Koning Boudewijnstichting) bekijkt een nog breder pallet van energiearmoede, gaande van gezinnen die een te groot deel van hun inkomen spenderen aan energie (gemeten energiearmoede), over gezinnen die te weinig energie gebruiken om hun basisbehoeften te dekken (verborgen energiearmoede) tot gezinnen die vrezen hun woning niet te zullen kunnen verwarmen (subjectieve energiearmoede).

Grondrecht?

Hoewel de toegang tot en de betaalbaarheid van energie een essentieel bestanddeel uitmaakt van onze basisbehoeften, vloeit dit ‘basisrecht’ niet letterlijk voort uit onze Grondwet. Artikel 23 van de Grondwet stelt wel dat iedereen recht heeft om een menswaardig leven te leiden, waaronder het recht op de bescherming van de gezondheid en sociale bijstand, het recht op een behoorlijke huisvesting en het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu.

Uit de Europeesrechtelijke definitie van energiearmoede blijkt wel dat er duidelijk een link wordt gemaakt met “essentiële energiediensten die een behoorlijke levensstandaard en gezondheid ondersteunen”. Het valt dus zeker te argumenteren dat de bestrijding van energiearmoede een prioriteit voor de overheid dient te zijn om bepaalde grondrechten te waarborgen. 

Het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) van 1966 bevat eveneens geen expliciete verwijzing naar energie als basisbehoefte of basisrecht. In artikel 11, § 1 wordt wel het recht van eenieder erkent op een behoorlijke levensstandaard voor zichzelf en zijn gezin, waaronder voldoende voedsel, kleding en huisvesting, en ook het recht op de voortdurende verbetering van de levensomstandigheden. Het “Comité voor de rechten van de mens” stelt daarbij dat toegang tot elektriciteit een intrinsiek onderdeel is van een behoorlijke huisvesting. In de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de Verenigde Naties is het “recht op energie” uitdrukkelijk opgenomen onder de doelstelling ‘betaalbare en duurzame energie’ (SDG 7).

Welke bescherming is er vandaag in Vlaanderen?

Uit het Sociaal Rapport van 31 mei 2021 van de VREG blijkt dat er in Vlaanderen vandaag verschillende maatregelen zijn om consumenten te beschermen. Zo moet er een uitvoerige procedure bij de leverancier worden doorlopen bij wanbetaling (met herinneringsbrieven, een afbetalingsplan, een opzeggingsbrief), waarna een belevering door de netbeheerder (als “sociale leverancier”) wordt opgestart (indien men geen andere commerciële leverancier kan vinden). Indien er ook hier wanbetaling is, wordt er gewerkt met herinneringsbrieven, een ingebrekestelling, een installatie van een budgetmeter (waarbij men een bedrag kan opladen), een eventueel hulpkrediet (indien het eigen budget op de budgetmeter onvoldoende is), een stroombegrenzing bij elektriciteit of een minimale levering bij aardgas. Een afsluiting kan enkel en alleen plaatsvinden na advies van de lokale adviescommissie van de gemeente (daarin zitten leden van het OCMW en de netbeheerder, en eventueel de schuldbemiddelaar van de verbruiker). 

Op het federale niveau werd een (aangepast) “sociaal tarief” ingevoerd in 2007. Het sociaal tarief voor elektriciteit en/of aardgas is een verminderd tarief voor bepaalde categorieën personen of huishoudens; het is bij alle energieleveranciers hetzelfde. Het sociaal tarief bestaat uit de prijs voor energie, een distributienettarief en een transmissienettarief. Vanaf 1 juli 2020 wordt het bedrag door de CREG om de 3 maanden vastgelegd. De energiecomponent van het sociaal tarief wordt vastgesteld op grond van het laagste commerciële tarief dat de energieleveranciers hebben aangeboden in de maand voorafgaand aan dat kwartaal. 

Welke nieuwe maatregelen? 

Als tijdelijke maatregel werd het toepassingsgebied van het sociaal tarief uitgebreid, naar ook personen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming. Zonder verdere wetswijzigingen loopt deze uitbreiding op 30 juni 2022 ten einde. Vaak wordt hierbij geopperd dat het sociaal tarief permanent dient te worden (en niet om de zoveel maanden moet verlengd worden). Een kanttekening hierbij is dat er op Europees niveau momenteel een vrij strikt regelgevend kader is (met name artikel 5 van de Vierde Elektriciteitsrichtlijn), dat stelt dat leveranciers eigenlijk vrij moeten zijn om de prijs waarvoor zij aan afnemers leveren, zelf vast te stellen (cf. er moet “marktwerking” zijn). Enkel in uitzonderlijke voorwaarden kan prijsregulering door de lidstaten, waaronder een beperkte duur. In principe dienen alle gereguleerde prijzen sowieso te verdwijnen tegen 1 januari 2026. Gelet op de huidige economische en geopolitieke situatie, is de vraag of deze regelgeving in de toekomst zal standhouden of toch aangepast zal worden (gelet op het Europese voornemen om de prijzen te bevriezen en om met een Europese “groepsaankoop” te werken). 

Verder werd een eenmalige energiekorting van 80 euro ingevoerd voor de levering van elektriciteit. Het bedrag wordt toegekend aan residentiële beschermde afnemers die op 30 september 2021 het sociaal tarief voor de levering van elektriciteit genoten. Begin februari 2022 kwam er tevens een tijdelijke BTW-verlaging op elektriciteit (tot 6%) en een eenmalige verwarmingscheque van 100 euro voor elk gezin (via de elektriciteitsfactuur). In maart 2022 werd aangekondigd dat er vanaf 1 april ook een tijdelijke BTW-verlaging zal gelden voor aardgas (tot en met 30 september). Medio 2022 zal er ook een sociaal tarief voor warmte van kracht worden, met name voor residentiële beschermde klanten die aangesloten zijn op een warmtenet. Ook voor die klanten zal een maximumbedrag worden vastgelegd door de CREG. Andere maatregelen die in Vlaanderen worden genomen, zijn onder andere een verhoging van bepaalde premies (zoals bijvoorbeeld voor de isolatie van woningen of de aankoop van een warmtepomp). 

Conclusie

Dat de toegang tot en de betaalbaarheid van energie een essentieel bestanddeel uitmaken van onze basisbehoeften, zorgt ervoor dat er zeker kan geargumenteerd worden dat de bestrijding van energiearmoede een prioriteit voor de overheid dient te zijn om bepaalde grondrechten te waarborgen. Het is echter opvallend dat alle maatregelen die onze overheden recent hebben genomen, tijdelijke of eenmalige maatregelen betreffen. Enerzijds is dit terecht, om op korte termijn te kunnen reageren, maar anderzijds moet dit toch ook met een kritische blik worden onthaald. Essentieel in de strijd tegen energiearmoede is namelijk dat er dringend werk gemaakt moet worden van structurele oplossingen. Tijdelijke maatregelen, zoals een verlenging van het sociaal tarief, een tijdelijke korting, tijdelijke verlagingen van de btw of bevriezingen van de prijzen of de tarieven kunnen de kosten kortstondig beperken, maar vormen geen duurzame oplossingen. De energiefactuur moet toekomstbestendig zijn en zou bovendien geen verdoken belastingbrief mogen uitmaken. Vandaag worden bijvoorbeeld de kosten voor de openbaredienstverplichtingen vooral doorgerekend via de elektriciteitsfactuur. Gelet op de energietransitie (die onder andere tot een sterke groei van warmtepompen en elektrische voertuigen zal leiden) en de verdere groei van decentrale hernieuwbare productie, is elektriciteit nochtans een energiedrager van de toekomst. Om te evolueren naar een koolstofarm, robuust én bovenal betaalbaar energiesysteem is er dus nog (véél) werk aan de winkel.

Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.


dr. Laura De Deyne

Laura De Deyne doctoreerde in 2017 aan de Faculteit Rechten van de UHasselt, binnen het energierecht. Daarna was zij actief aan de balie van Brussel als advocate in het milieu-en energierecht. Momenteel is zij werkzaam als Senior Juridisch Toezichthouder bij de VREG.

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *