Recent verscheen op dit platform een blog met als titel: ‘Energiearmoede en betaalbare energie als grondrecht’. Daarin werd het probleem van betaalbare energie in het kader van de energiecrisis behandeld. Terloops kwam ook de vraag aan bod of energie een grondrecht is. In deze bijdrage gaat Simon Vanhove hier verder op in en stelt dat dit niet het geval is (of zou moeten zijn).

Sinds de ontdekking van fossiele brandstoffen en elektriciteit heeft de menselijke welvaart een steile vlucht genomen. Het is duidelijk dat massaal beschikbare en betaalbare energie essentieel is voor de moderne samenleving. Pas de laatste decennia kwam echter het besef dat fossiele brandstoffen een enorme tol eisen van het leefmilieu en klimaat. De transitie naar een koolstofarme energievoorziening vormt ongetwijfeld één van de grootste uitdagingen van de 21ste eeuw. Om dit belang te onderstrepen, zou men energie tot een grondrecht kunnen verheffen. Dit is echter niet wenselijk en wel om drie redenen.

Vaag concept met onwenselijke gevolgen

Eerst en vooral is het onduidelijk wat zo’n grondrecht dan zou omvatten. Gaat het om (betaalbare?) elektriciteit, of ook fossiele brandstoffen zoals aardgas of benzine? Het antwoord daarop klinkt in 2022 totaal anders dan in 1972. Met het oog op de energietransitie zou het alvast beter zijn om dus van een recht op hernieuwbare energie te spreken. Anders komt het recht op een gezond leefmilieu, dat wel stevig verankerd is in artikel 23 van de Grondwet, mogelijk in het gedrang. Als er bovendien al een (breed opgevat) grondrecht op energie zou bestaan, zou het de energietransitie vermoedelijk moeilijker maken. Het lijkt immers moeilijk te verenigen met de nood om efficiënter en flexibeler om te springen met energie. Op zijn minst zou dit een constante afweging van verschillende grondrechten vereisen.

Omvat een vermeend recht op energie enkel de toegang of beschikbaarheid, of daarentegen ook het (betaalbaar) verbruik? Het is immers gekend dat mensen in energiearmoede zelf bewust minder energie verbruiken om hun factuur onder controle te houden, ook wel zelfafsluiting genoemd (zie bijvoorbeeld het Sociaal Rapport 2021 van de VREG, p. 38). Moet dit grondrecht daarnaast enkel gegarandeerd worden in de woningen of geldt het ook daarbuiten, bijvoorbeeld voor voertuigen? Tot slot: wie moet dit grondrecht op energie waarborgen? Is dat de overheid, de netbeheerder en/of de energieleverancier? In het laatste geval kan het dus ook een impact hebben op de private contracten.

Ik geef nog twee concrete voorbeelden van de onwenselijke gevolgen van een grondrecht op energie voor gedegen beleid. Ten eerste wordt het vanaf 2025 in Vlaanderen verboden om nieuwe gebouwen op het aardgasnet aan te sluiten (art. 4.1.16/2 Vl. Energiedecreet). Zou deze maatregel te verenigen zijn met een grondrecht op energie? Vanzelfsprekend zou ook dat grondrecht niet absoluut zijn, maar het zou duidelijk een impact hebben op de politieke beleidsruimte in het kader van de energietransitie. Zo moet het afgewogen worden met het grondrecht op behoorlijke huisvesting én op een gezond leefmilieu. Ten tweede had elk gezin tussen 2011 en 2016 recht op een hoeveelheid gratis elektriciteit. Deze regeling werd afgeschaft omdat het nefaste sociale en ecologische gevolgen had. Ik vraag me af of deze afschaffing geen aanzienlijke aantasting van een grondrecht op energie zou uitgemaakt hebben. Aangezien de elektriciteitsfactuur hierdoor onvermijdelijk steeg, kan men argumenteren dat dit een achteruitgang van de socio-economische bescherming uitmaakt. Op het eerste zicht lijkt dit dus strijdig met de standstill-verplichting die algemeen erkend wordt voor de rechten uit artikel 23 Gw. Het blijft hypothetisch aangezien het decreet niet werd aangevochten voor het Grondwettelijk Hof. Toch schat ik dit risico als realistisch in.

Voorstanders van een grondrecht op energie lijken – ten slotte – eerder een bescherming tegen energiearmoede te bedoelen. Al snel grijpen beleidsmakers dan naar prijsplafonds voor energie. Specifiek voor energie verbiedt het EU-recht net grotendeels de tussenkomst van de overheid bij de prijsvorming. Waar nodig moet de overheid de instrumenten van de sociale bijstand gebruiken om (energie)armoede te bestrijden. Zo wordt de marktwerking niet verstoord, en dit komt uiteindelijk de consument ten goede (luidt het). De huidige tendens om de beschermde tarieven voor energie massaal uit te breiden spoort manifest niet met het EU-recht.

Geen zelfstandig recht

Ten tweede is er allesbehalve een (politieke of grondwettelijke) consensus over het bestaan van een zelfstandig grondrecht op energie. In 1994 werden een aantal socio-economische grondrechten in de Grondwet opgenomen, zoals het recht op sociale zekerheid, behoorlijke huisvesting en een gezond leefmilieu. Energie werd toen niet expliciet als grondrecht vermeld en maakte – op het eerste zicht – ook geen deel uit van de debatten van de toenmalige grondwetgever. In 1998 meende het Grondwettelijk Hof nog dat gas en elektriciteit ‘onbetwistbaar’ minder fundamentele levensbehoeften zijn dan drinkwater.  In dit arrest (B.4.3) leek het Hof bovendien te erkennen dat ook het recht op drinkwater afgeleid kan worden uit het recht op behoorlijke huisvesting (uit art. 23 Gw). Ook in de (vooral Franstalige) rechtsleer worden het recht op energie en drinkwater ‘afgeleid’ uit dat grondwetsartikel (bijvoorbeeld hier, p. 87).

Recent nog, in het digitale-meterarrest van 2021, bevestigde het Grondwettelijk Hof (impliciet maar duidelijk) het belang van elektriciteit voor een menswaardig leven. Zo erkende het Hof dat de stroom niet zonder meer kan afgesloten worden als de netgebruiker de digitale meter weigert. Dit zou het recht op een behoorlijke huisvesting, en met name de daarin vervatte standstill-verplichting, schenden (B.16.5 ev). Ongetwijfeld speelde ook de disproportionele gevolgen van zo’n weigering een rol bij deze conclusie. Het gaat bij mijn weten om de eerste keer dat het Hof de toegang tot energie erkende als voorwaarde voor het recht op behoorlijke huisvesting. In 2019 stelde het Hof wel al dat de levering van energie een basisbehoefte vervult, en zo het recht waarborgt om een menswaardig leven te leiden.

Grondwettelijke verankering is overbodig

Zoals gezegd deinsde het Hof er in 2021 niet voor terug om te erkennen dat een behoorlijke huisvesting ook de toegang tot energie vereist. Met andere woorden, de Grondwet bevat al de nodige aanknopingspunten voor een grondwettelijke bescherming van energie. Laten we daarnaast niet vergeten dat ook in andere normen toegang tot energie voldoende gewaarborgd wordt. Het gaat o.a. om sociale tarieven of de bescherming tegen afsluiting van de stroom- en gastoevoer. De sociale tarieven moeten -zoals vermeld- grondig hervormd worden met het oog op het Unierecht. Afsluiting, vervolgens, is geheel verboden tijdens de winterperiode van 1 december tot 1 maart (art. 5.5.6 Vl. Energiebesluit). Daarbuiten gebeurt dit op advies van een bijzondere commissie, waar het OCMW in vertegenwoordigd is (art. 6.1.2 Vl. Energiedecreet). In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is zelfs vaak de goedkeuring van de vrederechter nodig (art. 25sexies, §4 Br. Elektriciteitsordonnantie).

Ten overvloede: inflatie aan grondrechten

Daarnaast kan (en moet) energievoorziening de nodige politieke aandacht krijgen zonder dat het een expliciet, zelfstandig grondrecht is. Elke menselijke behoefte tot grondrecht uitroepen zorgt voor inflatie, waarbij bovendien ook grondrechten onderling in conflict komen. Bovendien worden concrete maatregelen dan voor de rechtbank betwist, en minder voor de publieke tribune.

Besluit

Toegankelijke energie is een basisbehoefte die garant staat voor een menswaardig leven. Toch hoeft het daarom nog geen zelfstandig grondrecht te zijn. Enerzijds beschermt de Grondwet energie al voldoende onder het recht op een behoorlijke huisvesting. Anderzijds bestaan er al geruime tijd stevige waarborgen voor toegankelijke en betaalbare energie (al moeten die hervormd worden). De sociale bijstand moet hier een grotere rol spelen. De energiecrisis heeft ons op een pijnlijke manier gewezen op onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. De overheid beschikt echter over belangrijke handvatten om deze situatie bij te sturen. Een zelfstandig grondrecht op energie zou die oefening enkel moeilijker maken.



Simon Vanhove

Simon Vanhove is doctoraal onderzoeker binnen het energierecht aan KU Leuven.

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *