Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde dat Freddy Horion geen realistisch perspectief heeft op vrijlating, wat in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Deze bijdrage licht het arrest kort toe en bespreekt de impact ervan in België.

In 1980 werd Freddy Horion door het hof van assisen schuldig bevonden aan zesvoudige moord. Hij werd destijds veroordeeld tot de doodstraf, die nadien werd omgezet in een levenslange opsluiting aangezien de doodstraf al lang niet meer werd uitgevoerd in België. Intussen zit hij dus 44 jaar in de cel, wat hem een van de langstzittende gevangenen in België maakt. Al sinds 1993 voldoet hij aan de tijdsvoorwaarden om vervroegd vrij te kunnen komen, maar zijn aanvragen hiertoe werden telkens afgewezen omdat het recidivegevaar te groot was. In 2018 kwam hier echter verandering in, toen een team van gerechtspsychiaters oordeelde dat hij niet meer gevaarlijk is. Er werd wel geadviseerd dat hij eerst in een forensisch psychiatrisch centrum zou verblijven, ter voorbereiding van zijn terugkeer in de maatschappij. De strafuitvoeringsrechtbank bevestigde dat dit een noodzakelijke tussenstap is, zonder dewelke Horion niet vrijgelaten kan worden. Hierop vroeg Horion een opname aan bij de twee forensische psychiatrische centra in Vlaanderen, maar deze werd geweigerd. De reden: de centra zijn voorbehouden voor geïnterneerden en ontvangen alleen subsidies voor de opname van geïnterneerden, maar Horion is niet geïnterneerd en de Staat wil zijn opname niet financieren.

Aldus bevindt Horion zich in een uitzichtloze situatie: hoewel hij niet meer thuishoort in de gevangenis, kan hij niet worden vrijgelaten zonder dat hij eerst wordt opgenomen in een forensisch psychiatrisch centrum, maar hij kan niet in zo’n centrum worden opgenomen want hij is niet geïnterneerd. Hiermee stapte Horion naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM), waar hij zich beriep op artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), het verbod van foltering, onmenselijke en vernederende behandelingen of bestraffingen, een absoluut recht.

Beoordeling door het EHRM

Een levenslange gevangenisstraf is volgens het EHRM slechts verenigbaar met artikel 3 EVRM als er een mogelijkheid tot herziening van de straf en een kans op vrijlating bestaat (zie ook: EHRM 9 juli 2013, Vinter/Verenigd Koninkrijk en EHRM 26 april 2016, Murray/Nederland). De menselijke waardigheid verzet zich ertegen dat iemand van zijn vrijheid wordt beroofd zonder dat er tegelijk aan zijn rehabilitatie wordt gewerkt en hem de kans wordt geboden ooit zijn vrijheid te herwinnen. Bijgevolg rust er een positieve verplichting, een middelenverbintenis, op de Verdragsstaat om levenslanggestraften in staat te stellen hun gedrag te veranderen en om de mogelijkheid te voorzien dat zij ooit terug in vrijheid worden gesteld.

Dat er juridisch gezien een mogelijkheid bestaat in België voor levenslanggestraften om hun straf te laten herzien en om te werken aan hun rehabilitatie, staat in deze zaak niet ter discussie. Horion kon immers verscheidende keren een herziening van de straf en een vervroegde vrijlating verzoeken. Het probleem bevindt zich hier in de feiten, niet in de wet. Een levenslange gevangenisstraf moet ook de facto omkeerbaar zijn, wat betekent dat de gevangene een realistisch vooruitzicht op vrijlating moet hebben (zie ook: EHRM 13 juni 2019, Marcello Viola/Italië). De mogelijkheid om ooit vrijgelaten te worden moet bijgevolg reëel en effectief zijn. Horion bevindt zich echter in een impasse. Ondanks zijn protest, duurt deze situatie al meer dan vijf jaar voort zonder dat de Staat een oplossing heeft kunnen vinden, noch wordt er aangegeven welke maatregelen hij kan of moet nemen om uit de impasse te geraken. De praktische onmogelijkheid van een opname in een forensisch psychiatrisch centrum, die als noodzakelijke tussenstap richting vrijlating wordt beschouwd wanneer opsluiting in de gevangenis niet langer gepast is, zorgt ervoor dat Horion geen realistisch perspectief op vrijlating heeft. Bijgevolg is artikel 3 geschonden, zo oordeelde het EHRM in zijn arrest van 9 mei 2023.

Arrest van het Antwerpse Hof van Beroep

Op 13 november 2023 sprak het Hof van Beroep van Antwerpen zich uit over het hoger beroep dat door Horion werd ingesteld tegen het vonnis van 22 december 2021 van de rechtbank van eerste aanleg van Limburg, afdeling Hasselt. De procedure voor het EHRM werd reeds in 2020 ingeleid en staat hier dus los van, hoewel het Hof van Beroep het oordeel van het EHRM wel meeneemt in zijn beoordeling. Het Antwerpse Hof is van oordeel dat er naast een schending van artikel 3 EVRM, eveneens een schending van artikel 9, §3 van de Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden van 12 januari 2005 is, doordat Horion niet effectief in de gelegenheid wordt gesteld om te werken aan zijn individueel detentieplan dat moet gericht zijn “op een schadebeperkende, op herstel en op re-integratie gerichte en veilige uitvoering van de vrijheidsstraf”. Beide schendingen kunnen verholpen worden door een opname van Horion in een instelling buiten de gevangenis. Dit kan een forensisch psychiatrisch centrum of een transitiehuis zijn, een mogelijkheid die geopperd wordt in een vonnis van 13 maart 2023 van de strafuitvoeringsrechtbank.

Een transitiehuis is een huis waarin gedetineerden van wie de straf ten einde loopt wonen en actief werken aan hun terugkeer in de samenleving. Ze krijgen hier iets meer vrijheid dan in de gevangenis en ook de begeleiding is er intensiever. De plaatsen in transitiehuizen zijn echter zeer beperkt, aangezien men elke gedetineerde op maat wil ondersteunen in het re-integratieproces. Daarom zijn er slechts een 15-tal plaatsen in elk huis. Daarnaast zijn er momenteel slechts drie transitiehuizen in België, maar in het najaar van 2024 opent nog een vierde en in 2025 een vijfde, in totaal dus goed voor ongeveer 75 plaatsen. De twee forensische psychiatrische centra in Gent en Antwerpen bieden 264 en 182 plaatsen aan geïnterneerden. In deze centra worden de patiënten behandeld door gerechtspsychiaters met als doel de kans op recidive te verkleinen en hen uiteindelijk op een veilige manier te laten terugkeren naar de maatschappij. Beide centra zitten vol en werken met een wachtlijst. Ook de transitiehuizen werken met wachtlijsten en doorgaans wordt ook hier elke plek opgevuld.

Het Antwerpse Hof van Beroep oordeelde aldus dat Horion binnen de zes maanden naar een instelling buiten de gevangenis moet worden gebracht. Deze termijn is beginnen lopen op dag van de betekening van het arrest, wat gebeurde op 20 december 2023. Per dag dat Horion langer in de gevangenis verblijft, is de Belgische Staat een dwangsom van 1.000 euro verschuldigd. De Belgische Staat heeft zich echter niet neergelegd bij dit arrest en trok naar het Hof van Cassatie. Hierdoor wordt de tenuitvoerlegging van het arrest geschorst. Naast het feit dat er onwil blijkt te zijn vanuit de Staat om het arrest uit te voeren, is de kans ook klein dat er op korte termijn een plek vrijkomt in een transitiehuis of forensisch psychiatrisch centrum. Ook in deze centra speelt de overbevolkingsproblematiek namelijk.

Reactie op de arresten in België

Minister van Justitie Paul van Tigchelt gaf in december aan dat hij een oplossing zal zoeken, waarbij hij rekening houdt met de belangen van de slachtoffers en de veiligheid van de maatschappij. De nabestaanden van de slachtoffers hebben ondertussen laten weten dat zij zich vragen stellen bij het onderzoek waaruit blijkt dat Horion niet meer gevaarlijk zou zijn. Ze wijzen erop dat Horion de zesvoudige moord pleegde uit wrok tegen de maatschappij, en zijn dus bang voor wat er zou kunnen gebeuren als hij weer op vrije voeten is na meer dan veertig jaar opsluiting. Het EHRM is zich eveneens bewust van een mogelijk gevaar en benadrukt op dit punt in zijn arrest dat een Staat aansprakelijk kan worden gesteld wegens schending van artikel 2 EVRM (het recht op leven), als de vrijgelatene na zijn vrijlating iemands leven in gevaar brengt (zie ook: EHRM 24 oktober 2002, nr. 37703/97, Mastromatteo/Italië). Ook minister van Tigchelt deelt de angst dat Horion na zijn vrijlating nieuwe feiten zal plegen en ziet het daarom ook niet zitten om hem zomaar vrij te laten. Het is nochtans niet aan hem, een deel van de uitvoerende macht, om eerst een belangenafweging te maken en dan een beslissing te nemen over wat er moet gebeuren. Dit doet de rechterlijke macht, zoals het Hof van Beroep te Antwerpen heeft gedaan. Het is wel aan de minister om een einde te maken aan Horions uitzichtloze situatie en ervoor te zorgen dat artikel 3 EVRM niet langer geschonden wordt. Gelet op het cassatieberoep zal dit evenwel nog niet voor vandaag of morgen zijn. Eerst is het wachten op de uitspraak van het Hof van Cassatie. Als het Hof casseert, is het wachten op een uitspraak van een ander hof van beroep. Hiermee wordt dus nog steeds geen perspectief op vrijlating geboden en blijft de schending van artikel 3 EVRM voortduren. Zolang de procedures elkaar blijven opvolgen, blijft de situatie van Horion immers uitzichtloos.

Daarnaast rijst de vraag naar wat de gevolgen van de arresten van het EHRM en van het Antwerpse Hof van Beroep zijn voor andere gevangenen die levenslang hebben gekregen. Kan iemand als Marc Dutroux dan ook vervroegd vrijgelaten worden? Deze vraag dient ontkennend beantwoord te worden, daar Dutroux zich niet in dezelfde situatie bevindt als Horion. In een rapport van 2020 werd Dutroux omschreven als een psychopaat die nog altijd een risico vormt voor de maatschappij. Van Horion zei men daarentegen dat hij niet meer gevaarlijk is en daarom niet meer thuishoort in de gevangenis. Ondanks het feit dat zij, op basis van artikel 3 van het EVRM, beiden een realistisch perspectief op vrijlating moeten hebben en moeten kunnen werken aan hun re-integratie in de maatschappij, is het nog steeds aan de strafuitvoeringsrechtbank om te beslissen wie er daadwerkelijk vrijgelaten wordt. Artikel 3 van het EVRM staat het opleggen en uitvoeren van een levenslange gevangenisstraf dus niet in de weg, wel het gebrek aan een realistisch vooruitzicht op vrijlating. In de concrete situatie van Horion bevindt dit gebrek zich in de onmogelijkheid om in een centrum buiten de gevangenis opgenomen te worden omwille van praktische problemen, terwijl hij niet meer in de gevangenis zou moeten zitten. Dit is een zeer uitzonderlijke situatie. De situatie van Dutroux kan hier dan ook niet mee vergeleken worden, aangezien hij, omdat hij nog steeds gevaarlijk is, niet in aanmerking komt voor vervroegde vrijlating. In zijn geval is er geen sprake van uitzichtloosheid, omdat hij een nieuwe aanvraag kan indienen en in de gevangenis kan werken aan zijn re-integratie. Het opnieuw doorlopen van deze stappen zal voor Horion echter geen uitweg bieden. Er werd reeds door de strafuitvoeringsrechtbank, en nadien door het hof van beroep, beslist dat hij in een centrum buiten de gevangenis geplaatst zou moeten worden, maar dit gebeurt niet door praktische problemen waarvoor men geen oplossing lijkt te kunnen vinden. Hij kan zelf niets meer ondernemen om zijn situatie te verbeteren, noch neemt de Staat maatregelen om uit deze impasse te geraken.

Het hebben van een realistisch perspectief op vrijlating dient aldus geval per geval beoordeeld te worden. De jure heeft elke levenslanggestrafte het recht om de vervroegde vrijlating te vragen, maar in de feiten kunnen er dus specifieke problemen opduiken die ervoor zorgen men in een uitzichtloze situatie terechtkomt.

Conclusie

Dat er juridisch gezien mogelijkheden zijn voor (levens)langgestraften om aan hun re-integratie te werken en om vervroegde vrijlating te verzoeken, is in België gelukkig een evidentie. Toch legt de zaak-Horion bloot dat zij vele obstakels moeten overwinnen voordat er nog maar over die vrijlating gedroomd kan worden. Zo bevindt Horion zich ondertussen al meer dan 5 jaar in een uitzichtloze situatie, waarin hij geen realistisch perspectief op vrijlating heeft. Aangezien de Belgische Staat cassatieberoep aantekent in plaats van een oplossing te zoeken ter uitvoering van de arresten van het EHRM en het Antwerpse Hof van Beroep, lijkt het dat de uitzichtloosheid van Horions situatie niet snel zal ophouden.

Het is nu afwachten wat het Hof van Cassatie zal beslissen. Ondertussen duurt de schending van het verbod op foltering, onmenselijke en vernederende behandelingen of bestraffingen, vervat in artikel 3 EVRM, voort.


Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.


Michelle Meys

Michelle is masterstudent aan de UHasselt en draagt als student-onderzoeker bij aan Tijd voor Mensenrechten

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *