Sinds de uitbraak van de oorlog in Oekraïne kent België een gestage toename van het aantal mensen dat op zoek is naar tijdelijke bescherming. Al sinds de eeuwwisseling is er op het niveau van de Europese Unie een mechanisme aanwezig dat die tijdelijke bescherming kan bieden. Deze tijdelijke bescherming werd op 4 maart 2022 geactiveerd, voor de eerste keer in de geschiedenis van de EU.  Richtlijn  2001/55/EG laat de lidstaten toe om tijdelijke bescherming te verlenen “in geval van massale toestroom van ontheemden uit derde landen die niet naar hun land van oorsprong kunnen terugkeren”. De voornaamste doelen van deze richtlijn zijn het verlichten van de nationale asielprocedures en het verlenen van onmiddellijke -tijdelijke- bescherming aan een grote groep mensen op de vlucht. Komen hiervoor in aanmerking: Oekraïense onderdanen en hun gezinsleden; derdelanders met internationale bescherming in Oekraïne en hun gezinsleden; en derdelanders met een permanente verblijfsvergunning voor Oekraïne die niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst.

De statistieken van de Dienst Vreemdelingenzaken tonen dat er tot en met 23 juni al 48.196 attesten van tijdelijke bescherming werden afgegeven. Dit aantal doet het voorlopig totaal aantal verzoeken om internationale bescherming (IB) verbleken. Tot en met mei werden er 13.106 verzoeken om internationale bescherming ingediend. De registratie en opvang van de ‘nieuwe’ groep tijdelijk ontheemden vraagt om een uitgekiende coördinatie en doortastend beleid. Het afgelegde parcours is hobbelig, maar getuigt van politieke wil om onvoorziene problemen snel en efficiënt op te lossen. Denk bijvoorbeeld aan de grootschalige verhuis van het registratiecentrum voor tijdelijke bescherming van het Jules Bordet instituut naar Paleis 8 op de Heizel, naar aanleiding van de aanvankelijk beperkte registratiecapaciteit. Of het uitwerken van een Federale en Vlaamse housing tool om mensen met een opvangnood zo snel mogelijk aan een aangepaste opvangplaats toe te wijzen. De bijbehorende ambitie van de Vlaamse overheid om tegen 15 juni 30.000 opvangplaatsen te voorzien voor mensen op de vlucht uit Oekraïne doet duizelen. De creativiteit en politieke daadkracht die hier aan de dag worden gelegd zijn lovenswaardig en zien we graag voor alle mensen op de vlucht terugkomen. De tijdelijk ontheemden uit Oekraïne ervaren talloze obstakels, gelijkend op diegene waar mensen op de vlucht die internationale bescherming verzoeken al jarenlang op botsen. Waar oplossingen voor die eerste groep als paddenstoelen de grond uitschieten, ontbreken die oplossingen in veel gevallen voor de tweede groep.

De aanvraag registreren, (g)een evidentie?

Het startpunt voor het verkrijgen van het statuut van ‘tijdelijk ontheemde’ of ‘verzoeker om internationale bescherming’ is in beide gevallen fysieke registratie van de aanvraag. Aanvankelijk registreerde de Dienst Vreemdelingenzaken ongeveer 1000 personen per dag voor tijdelijke bescherming. Deze grootorde vereiste een onmiddellijke opschaling van de registratiecapaciteit, waardoor het registratiecentrum al snel werd verplaatst van het Jules Bordet instituut naar Paleis 8 op de Heizel. Sinds die verhuis verloopt het registratieproces als een geoliede machine en moeten tijdelijk ontheemden niet meer uren in de wachtrij staan. Het helpt ook dat zij zich elke werkdag tussen 08:30 en 16:00 kunnen registreren. Indien je toch even moet wachten, zijn er voldoende zitgelegenheden, toiletten en speelhoeken voor de kleinsten. Zelfs honden en katten komen niets tekort, zij kunnen rekenen op brokken en een kattenbak. Op deze manier wordt het hele proces zo aangenaam mogelijk gemaakt.

Het contrast met het registratiecentrum voor verzoekers om internationale bescherming ‘Klein Kasteeltje’ is zorgwekkend. Dit centrum is sowieso niet bedoeld als een langdurige oplossing. De registratiecapaciteit is regelmatig onvoldoende, de wachtzalen worden uitgebreid met grote witte tenten en de opvangcapaciteit bereikt om de haverklap het verzadigingspunt. De vaststelling? Het Klein Kasteeltje lijkt mede door de huidige opvangcrisis steeds ontoegankelijker te worden voor personen die om internationale bescherming wensen te verzoeken. Zo is het registratiecentrum enkel toegankelijk tussen 08:30 en 09:00. Eerst worden alleenstaande minderjarigen, families en alleenstaande vrouwen binnen gelaten. Daarna is het de beurt aan de alleenstaande mannen, die niet altijd de mogelijkheid krijgen om hun verzoek te registreren. Voor de mensen in de rij is er geen wc, geen zitmogelijkheid en geen beschutting. De wachtrij voor dit proces begint zich al vroeg in de ochtend te vormen, waardoor sommige mensen soms uren in weer en wind aanschuiven. De personen die geen toegang krijgen tot het Klein Kasteeltje worden niet geïnformeerd over wat er gaande is en krijgen niet de mogelijkheid om een verzoek om internationale bescherming in te dienen. Nochtans stelt considerans 25 van de Procedurerichtlijn 2013/32/EU dat iedereen die een verzoek wenst in te dienen, daadwerkelijk toegang moet krijgen tot de procedure. Considerans 26 verduidelijkt verder dat de lidstaten verplicht zijn om voldoende informatie te geven aan personen die om internationale bescherming wensen te verzoeken.

Deze duidelijke rechtskaders ten spijt, blijven de problemen aan het Klein Kasteeltje aanhouden. Het aantal personen dat een verzoek om internationale bescherming kan indienen, wordt regelmatig beperkt door het ‘gebrek aan registratiecapaciteit’. Extra voorzieningen voor personen die in de rij wachten komen er niet. Enkel het aantal hekken, kabelbinders en agenten lijkt toe te nemen voor het Klein Kasteeltje. De lange-termijnoplossing, de verhuis van het tijdelijke registratiecentrum naar een permanente locatie in Neder-Over-Heembeek, wordt telkens op de lange baan geschoven.

Onmiddellijk tijdelijke bescherming, (n)ooit internationale bescherming?

Personen die in aanmerking komen voor tijdelijke bescherming ontvangen na registratie op de Heizel een attest tijdelijke bescherming. Hiermee kunnen zij zich inschrijven bij hun gemeente van verblijf, waarna ze een A-kaart ontvangen. Deze A-kaart opent uiteenlopende rechten, waarvan de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op een leefloon de belangrijksten zijn. Als alles goed loopt, is heel dit proces binnen de maand afgerond. Ook hier kenden we in Vlaanderen een hobbelig parcours, met nieuwsberichten over bepaalde steden en gemeenten waar sommigen maanden moesten wachten op een afspraak. Deze problemen werden gelukkig snel aangekaart, zodat tijdelijk ontheemden sneller toegang kregen tot een A-kaart en daarbij horende rechten.

Daar tegenover staan de steeds toenemende wachttijden voor personen die een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. Procedures die langer dan 1,5 jaar duren zijn hier geen uitzondering. De Vreemdelingenwet bevat nochtans termijnen waaraan het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) zich dient te houden. In eerste instantie moet een beslissing genomen worden binnen de 6 maanden na ontvangst van het verzoek. Deze termijn kan met ten hoogste negen maanden verlengd worden onder bepaalde voorwaarden, en nogmaals met drie maanden (artikel 57/6, §1, Vreemdelingenwet). Hoewel dit zwart op wit in de wet staat, hebben deze artikels geen tanden gekregen. Als het CGVS deze termijnen niet nakomt, hangen hier namelijk geen consequenties aan vast. Uiteraard heeft een verzoek om internationale bescherming een uitgebreider onderzoek nodig dan een aanvraag voor tijdelijke bescherming; toch verdienen verzoekers om IB ook een spoedige beslissing.

Momenteel worden duizenden verzoekers om internationale bescherming maandenlang in de wachtkamer gezet. Deze kwestie wordt sporadisch aangehaald door beleidsmakers en het CGVS, gekoppeld aan intentieverklaringen om beter te doen. Helaas blijft de dossierachterstand alleen maar toenemen, naar een tot nog toe ongekende hoogte van 12.729 hangende dossiers. Nochtans zijn verzoekers om internationale bescherming alleen maar gebaat bij een snelle en grondig uitgewerkte beslissing over hun verzoek om internationale bescherming. Bij een positieve beslissing kunnen ze snel een zelfstandig leven opbouwen, buiten de beperkende omgeving van een opvangcentrum. Bij een negatieve beslissing -die snel en grondig werd genomen- is de band met België mogelijks nog minder geworteld, waardoor een terugkeer naar het land van herkomst misschien realistischer is.

Nu zien we beslissingen die erg lang op zich laten wachten, waarvan de ontvanger het gevoel heeft dat deze onrechtvaardig is. Dit onrechtvaardigheidsgevoel wordt gesterkt door het lange wachten, de beperkte officiële contactmomenten met de diensten die de beschermingsvraag onderzoeken, en in sommige gevallen een onmogelijkheid tot terugkeer gekoppeld aan een gebrek aan een duurzaam toekomstperspectief. Een recent voorbeeld hiervan zijn de honderden Afghanen die na maandenlang wachten plots geconfronteerd werden met negatieve beslissingen. Gezien de huidige situatie in Afghanistan is het onrealistisch om te verwachten dat deze personen op eigen houtje terugkeren en gedwongen terugkeer is momenteel niet mogelijk. Deze vorm van ‘protection gap’ is uiterst problematisch. Ook hier leert het Oekraïense voorbeeld dat je zulke ‘protection gaps’ kan vermijden, in dit geval door de verlening van tijdelijke bescherming.

Reële oplossingen versus quick wins

Deze twee voorbeelden zijn maar een greep uit het aanbod van hoe tijdelijk ontheemden aanvankelijk geconfronteerd werden met obstakels die verzoekers om internationale bescherming al jaren moeten doorstaan. Voor al deze obstakels – ongeacht de groep die ze ervaart – zijn er erg gelijkaardige oplossingen, die op de lange termijn resulteren in een efficiënter en menselijker beleid. Toch lijkt de bereidheid om reële oplossingen uit te werken voor de ene groep groter te zijn dan voor de andere groep. Enerzijds werken verschillende bevoegde overheden nauw samen voor tijdelijk ontheemden. Anderzijds lijkt elk beleidsniveau pertinent elke vorm van samenwerking te weigeren als het gaat over verzoekers om internationale bescherming. De focus ligt al te vaak op quick wins, en niet zozeer op duurzame oplossingen. Zo creëren de overheden al sinds eind vorig jaar een opvangcrisis, wegens gebrek aan politieke wil om over beleidsdomeinen heen samen te werken. Op lokaal niveau weigeren besturen halsstarrig om extra opvangplaatsen te openen, op Vlaams niveau wilt men de vrije plaatsen voor Oekraïners niet inzetten voor verzoekers om internationale bescherming en op federaal niveau huivert men bij het idee om creatieve oplossingen uit te werken zoals noodopvang in hotels. Nochtans tonen de reacties op het conflict in Oekraïne en de plotse stijging van het aantal verzoeken om internationale bescherming in 2015 dat we wél in staat zijn om op korte termijn iedereen met een opvangnood een plaats te geven. Tijdelijke bescherming is een maatregel die bedoeld is om de druk op de reguliere asielprocedures te verlichten in tijden van hoge nood. Als dit echter aanleiding geeft tot een beleid op twee sporen, zijn we ver van huis. Iedereen een opvangplaats geven die daar recht op heeft, is dan ook geen optionele beleidskeuze die naar eigen goeddunken al dan niet kan ingevuld worden. Het is een basisrecht.


Thomas Willekens

Thomas Willekens werkt sinds januari 2021 voor Vluchtelingenwerk Vlaanderen als beleidsmedeweker. Daarvoor werkte hij bij de Dienst Vreemdelingenzaken als dossierbehandelaar in de ‘Dublin-cel’. Hij focust zich vooral op federale materie rond asiel & migratie en geeft hier ook vormingen over aan vrijwilligers, advocaten en sociaal werkers.

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *