Om Internationale Vrouwendag te vieren, publiceren we deze week twee bijdragen die elk vrouwenrechten in de kijker zetten vanuit een ander perspectief. In deze tweede bijdrage bekijkt Ariël Decoster vrouwenrechten vanuit een transfeministisch perspectief en verduidelijkt ze waarom trans en cis vrouwen samen zouden moeten vechten voor de afschaffing van genderregistratie.


Op 8 maart benadrukken we jaarlijks dat er voor vrouwenrechten gestreden werd en er nog steeds een lange weg te gaan is. Het recht op zelfbeschikking van transgender personen en vrouwenrechten worden in die context soms recht tegenover elkaar geplaatst. Deze blogpost beargumenteert echter dat transfobie en transmisogynie vrouwenrechten ondermijnen. Transrechten zijn vrouwenrechten en vrouwenrechten zijn transrechten. Trans vrouwen en cis vrouwen vechten dus beter samen voor de afschaffing van genderregistratie en positieve actie, dan tegen elkaar.

Arrest 99/2019: naar de afschaffing van het juridische geslacht

In het arrest 99/2019 van 19 juni 2019 verklaarde het Grondwettelijk Hof onderdelen nietig van de wet van 25 juni 2017 tot hervorming van regelingen inzake transgenders wat de vermelding van een aanpassing van de registratie van het geslacht in de akten van de burgerlijke stand en de gevolgen hiervan betreft. De wet werd aangevochten door LGBT-organisaties die strijden voor het recht van transgender personen om erkend te worden in hun genderidentiteit.

Iedereen krijgt bij de geboorte een juridisch geslacht toegewezen. Pasgeboren baby’s worden op een binaire manier ingedeeld op basis van uiterlijke geslachtskenmerken en zo door de staat geregistreerd. Een lang proces van gendersocialisatie volgt: kinderen met wat zichtbaar een penis lijkt, worden opgevoed als jongens en kinderen met wat lijkt op een vagina worden gesocialiseerd tot meisje. Er wordt verwacht dat genderidentiteit (man/vrouw) overeenstemt met, en gevonden kan worden door te kijken naar uiterlijk geslacht (penis/vagina). Voor transgender (of kortweg trans) personen vormt dit een probleem.

Transstudies-academica Susan Stryker begrijpt onder trans iedereen die gedurende diens leven een beweging maakt weg van het geslacht dat die toegewezen kreeg bij de geboorte. Deze groep bestaat uit trans vrouwen, trans mannen, transfeminiene of transmasculiene personen, mensen die zich niet identificeren binnen het binaire man/vrouw of mensen met een fluïde genderidentiteit. Cisgender (of kortweg cis) personen zijn mensen die zich identificeren met het geslacht dat hen bij de geboorte toegewezen werd. Een trans vrouw is dus een vrouw die bij de geboorte als man geregistreerd werd terwijl een cis vrouw een vrouw is die bij de geboorte als vrouw geregistreerd werd. Transfeminiene personen zijn al zij die een beweging maken naar het vrouwelijke en die bij de geboorte als man geregistreerd werden. De term is breder, impliceert een spectrum aan genderervaringen en wordt niet enkel gebruikt door trans vrouwen, maar kan ook juist aanvoelen voor niet-binaire personen die eerder het mannelijke geslacht toegewezen kregen.

Zolang geslacht geregistreerd wordt, is het belangrijk dat trans personen, net zoals cis personen, door de staat erkend worden in hun genderidentiteit (d.w.z. dat trans vrouwen een identiteitskaart krijgen waarop “V” vermeld staat). Dit is niet enkel een kwestie van trans en cis personen een gelijke behandeling te geven, leven met een juridisch geslacht dat niet overeenstemt met je genderidentiteit en -expressie creërt voor trans personen ook concrete problemen. Wanneer trans personen bijvoorbeeld hun identiteitsbewijzen moeten bovenhalen, worden ze niet (langer) gezien voor wie ze zijn, worden ze extra gecontroleerd of niet geloofd. Verder toont recent onderzoek uit Gent aan dat trans personen tot bijna 30% minder kans hebben om uitgenodigd te worden voor een job interview.

Het is dus logisch dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al sinds 1992, in het  Goodwin t. VK arrest, de erkenning van de genderidentiteit van trans personen als een mensenrechtenkwestie beschouwt. In 2007 introduceerde België een wettelijke procedure voor trans personen om hun juridische geslacht aan te passen. Die procedure was verre van ideaal en schond nog steeds de mensenrechten van trans personen door de zware vereisten die werden opgelegd. Zo moesten trans personen een medische diagnose kunnen voorleggen (hun trans identiteit werd dus beschouwd als een mentale ziekte), zich verplicht laten steriliseren en bepaalde (invasieve en niet altijd gewenste) medische ingrepen ondergaan.

In 2017 veranderde dit (gedeeltelijk) met de bovenvermelde wetswijziging. Trans personen kunnen nu via een eenvoudigere administratieve procedure hun wettelijke geslacht laten aanpassen naar hun beleefde genderervaring. Tijdens de wetshervorming stond zelfbeschikking centraal. België hoopte ermee de wetgeving in overeenstemming te brengen met de geldende internationale mensenrechtenstandaarden over de wettelijke erkenning van de genderidentiteit van trans personen.

In het eerdergenoemde arrest van 2019 verduidelijkte het Grondwettelijk Hof evenwel dat dit niet het geval is. De nieuwe procedure laat trans personen die zich niet identificeren binnen de binaire man/vrouw opdeling nog steeds niet toe om erkend te worden. Dit komt omdat de wet enkel toelaat om te veranderen van “M” naar “V” of omgekeerd. Ook trans personen met een fluïde genderidentiteit krijgen nog steeds geen erkenning: het wettelijke geslacht mag slechts éénmaal veranderd worden. Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat beide aspecten in strijd zijn met de fundamentele rechten van trans personen en laat het aan de wetgever over om naar een oplossing te zoeken. Het vermeldt wel verschillende mogelijke opties: extra categorieën voorzien of genderregistratie volledig schrappen. Sinds het arrest in 2019 heeft de wetgever echter nog geen besluit genomen. Trans personen blijven dus leven in een juridisch vacuüm en wachten nog steeds op een oplossing.

De afschaffing van genderregistratie is wenselijker dan het toevoegen van een derde categorie. Volgens feministische denkers Davina Cooper en Robyn Emerton riskeert de “X” genderaanduiding de normatieve binariteit van gender te versterken. De derde categorie ondersteunt enerzijds het idee dat lichamen daadwerkelijk opgedeeld kunnen worden in ofwel man ofwel vrouw (waarbij zij die niet conformeren, functioneren als uitzondering die de regel bevestigt) en anderzijds het idee dat het legitiem is voor de staat om iemand een gender toe te wijzen. We zouden huiveren indien de staat iemand een godsdienst of raciale identiteit officieel toewees. Waarom vinden we het dan wel oké voor geslacht of gender?

Wanneer de staat stopt met individuen een geslacht/gender toe te kennen, wanneer we dus genderregistratie afschaffen, verdwijnen in één slag alle mensenrechtenschendingen die daarmee gepaard gaan voor trans personen. Bovendien is het een positieve hervorming voor zowel trans als cis personen: het geeft de samenleving een duwtje in de rug om na te denken over welk nut gender precies heeft. Op die manier kan het een eerste stap vormen naar meer genderrechtvaardigheid en genderbewuste beleidsveranderingen. Ook kan de afschaffing van genderregistratie leiden tot meer vrijheid en begrip voor de fluïditeit m.b.t. genderervaringen omdat de evidentie van “officieel”, strikt en binair gender verstoord wordt. 

Rechten van trans personen versus vrouwenrechten?

Niet iedereen springt echter even enthousiast op de trein: sommigen vrezen dat de afschaffing van het juridische geslacht nefast is voor de wettelijke bescherming van vrouwen en de strijd tegen genderongelijkheid. Vaak wordt geopperd dat wanneer we geslacht/gender niet langer registreren, positieve actie voor vrouwen onmogelijk wordt. Vrouwenrechten worden dus recht tegenover transrechten geplaatst.

Wanneer niet iedereen een gelijke startpositie heeft, versterkt een gelijke behandeling alleen maar de initiële ongelijkheid. Positieve actie probeert dit tegen te gaan. Het zijn maatregelen die doelbewust een verschillende behandeling van vrouwen en mannen opleggen om zo diepgewortelde genderdiscriminatie te verhelpen. Denk hierbij aan quota: de wet van 28 juli 2011 bepaalt dat er minimum één derde vrouwen moet zetelen in de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven. Tijdens de aanwervingsprocedure zullen mannelijke en vrouwelijke kandidaten hierdoor niet altijd dezelfde behandeling krijgen. Door de positieve actie moet de functie soms gaan naar de vrouwelijke kandidaat.

Wanneer de staat niet langer iemands juridische geslacht onderschrijft, m.a.w. wanneer we het juridische geslacht afschaffen, zouden we geen scheidsrechter meer hebben die kan oordelen wie vrouw is. De operationalisering van positieve actie en daarbij gendergelijkheid zouden dan in het gedrang komen. Er wordt gevreesd dat wanneer geslacht/gender volledig berust op zelfidentificatie, mannen zich zullen voordoen als vrouwen om beroep te kunnen doen op de maatregelen van positieve actie. Om dit te vermijden of vermoeilijken, zouden we een juridisch geslacht nodig hebben.

Conceptueel houdt dit argument geen steek. Iemands juridische geslacht komt sinds de wetshervorming van 2017 eigenlijk al neer op het registreren van diens genderidentiteit. Het kan namelijk via een “simpele” administratieve procedure veranderd worden op basis van zelfidentificatie. Indien men vreest dat mannen zich zullen voordoen als vrouwen in de context van positieve actie, lijkt het dus nu al hoog tijd om na te denken over alternatieve manieren om positieve actie te operationaliseren in plaats van zich te verzetten tegen de afschaffing van genderregistratie. Volgens een rapport van het Instituut voor de Gelijkheid tussen Vrouwen en Mannen over arrest 99/2019 lijkt dit niet onmogelijk; de kwestie van zelfidentificatie stelt zich ook voor positieve actie op basis van seksuele aantrekking of raciale/etnische identiteit.

Vanuit een transfeminiene levenservaring lijkt dit argument verder zinloos en louter hypothetisch omdat het geen rekening houdt met de werkelijke realiteit van dagdagelijkse transfobie. Cis mannen staan onder een continue druk om hun mannelijkheid te bewijzen. Dit betekent dat ze vooral niet mogen overkomen als vrouwelijk en alles wat daarmee geassocieerd wordt (zoals aangetrokken zijn tot andere mannen). Indien ze dat wel doen of daarin falen, riskeren ze door de samenleving gestraft te worden. Homo- en transfobie hebben als doel om gendernormen in stand te houden. Afkeurende blikken en mogelijk verbaal of fysiek geweld maken het onwaarschijnlijk dat cis mannen zich zouden identificeren als vrouw enkel en alleen om beroep te doen op positieve actie.

De noodzaak om vrouwenrechten en gendergelijkheid te garanderen via positieve actie hoeft dus niet te leiden tot het vechten tegen een betere bescherming van transrechten. Het enige waar dit argument werkelijk toe leidt is het invalideren en verdacht maken van de genderidentiteit en –expressie van trans vrouwen. Het zorgt ervoor dat trans vrouwen en transfeminiene personen worden gelijkgesteld aan of op zijn minst vergeleken met mannen die zich zogezegd voordoen als vrouwen om voordeel te slaan uit positieve actie.

In die zin is het argument vooral een uiting van transmisogynie. Transmisogynie verwijst naar het feit dat trans vrouwen en transfeminiene personen zowel te kampen krijgen met transfobie als misogynie. Transfobie verafschuwt en bestraft mensen die zich niet identificeren met het geslacht dat hen bij de geboorte toegewezen werd. Vrouwenhaat of misogynie zorgt ervoor dat de samenleving mannelijkheid meer waardeert dan vrouwelijkheid. De combinatie van de twee resulteert in onbegrip, bespotting en het niet serieus nemen van individuen die als man geregistreerd werden maar vrouwelijkheid omarmen. Bijgevolg wordt met trans vrouwen vaak gespot en wordt hun vrouw-zijn in vraag gesteld. We worden onrealistisch en hypervrouwelijk voorgesteld en daarbij geportretteerd als “valse vrouwen”, collectief ingebeeld als mannen die doen alsof we vrouw zijn.

Positieve actie en vrouwenrechten inroepen tegen de afschaffing van geslachtsregistratie versterkt transmisogynie als een vorm van dagelijks geweld voor trans vrouwen en transfeminiene personen. Niet enkel worden we hierdoor van onze vrouwelijkheid beroofd, het ontkent ook, zoals eerder vermeld, dat trans vrouwen nu net extra hard geconfronteerd worden met discriminatie op de arbeidsmarkt. Trans vrouwen zijn dus een groep vrouwen die zeker beroep zouden moeten kunnen doen op positieve actie indien we vrouwenrechten en gendergelijkheid willen bevorderen.

Conclusie: trans vrouwen en cis vrouwen samen voor de afschaffing van het juridische geslacht én positieve actie

Het argument tegen de afschaffing van het juridische geslacht doet echter meer dan transmisogynie levende houden; het ondermijnt ook fundamenteel wat het eigenlijk probeert te beschermen: vrouwenrechten. Door de focus te leggen op “mannen die zich voordoen als vrouwen” in de context van positieve actie om transrechten in vraag te stellen, wordt alle aandacht weggezogen van het feit dat mannen positieve actie zo goed als volledig uitgehold hebben.

Elders beschreef ik hoe individuele mannen over de tijd heen het recht op een gelijke behandeling inriepen tegen maatregelen van positieve actie voor het Europees Hof van Justitie. Keer op keer koos het Hof hun kant. Sinds het Abrahamsson arrest is er eigenlijk geen ruimte meer voor werkelijke positieve actie in de EU. Effectieve vormen van positieve actie zoals harde quota werden in eerdere rechtspraak verboden als zogenoemde discriminatie ten aanzien van mannen en de toegestane vormen zijn zo ineffectief en makkelijk te omzeilen dat ze vrouwen bijna niet helpen.

Trans vrouwen en cis vrouwen laten zich dus best niet tegen elkaar uitspelen. Het lijkt nuttiger indien we samen vechten voor zowel de afschaffing van het juridische geslacht als werkelijke positieve actie. De afschaffing van genderregistratie staat vrouwenrechten niet in de weg; het bevordert ze omdat het de institutionele macht die het juridische geslacht verleent aan rigide gendernormen verslapt. Om het kort samen te vatten: transrechten zijn vrouwenrechten en vrouwenrechten zijn transrechten. Laat ons daarom op Internationale Vrouwendag hand in hand wandelen.


Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.


Ariël Decoster

Ariël is doctoraal onderzoeker aan de Universiteiten van Antwerpen en Gent. Haar FWO-gefinancierd onderzoek binnen feministische rechtstheorie heet “mannelijkheid als eigendom”. Ze gebruikt eigendom als hulpmiddel om zichtbaar te maken waar mannelijke privileges zich verschuilen in een steeds genderneutraler rechtssysteem.

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *