In deze interviewreeks buigen we ons over hoe mensenrechten en cultuur met elkaar verweven zijn. Hoe brengt cultuur sociale verandering teweeg? Kunnen mensenrechten een bron van inspiratie zijn voor cultuur, of omgekeerd?

Tijd voor Mensenrechten ontmoet Brigitte Herremans in het café van bibliotheek De Krook in Gent. Haar zachte stem doet niets minder vermoeden dan dat er een begenadigde podcastmaakster voor ons zit. De Midden-Oosten-expert, verbonden aan het Human Rights Centre van de Universiteit Gent, spreekt met passie over haar doctoraal onderzoek en podcast Justice Visions.

We beginnen met een klassieker. Kan je jezelf voorstellen?

Ik ben onderzoeker aan de Universiteit Gent in een onderzoeksgroep Justice Visions. Dit is een groep die vooral bezig is met transitional justice in paradigmatische conflicten en ook in meer atypische conflicten. Voor ik aan de slag ging bij de UGent werkte ik een lange tijd bij Pax Christi en Broederlijk Delen rond het Israëlisch-Palestijns conflict. Ik ben gebeten door het Midden-Oosten, het Israëlisch-Palestijns conflict en literatuur. Ik combineer dit nu allemaal in mijn onderzoek.

Hoe is je passie voor het Midden-Oosten begonnen?

Toevallig, zoals alles in het leven. Deels door gezonde interesse en deels door een reis met mijn vader naar Israël toen ik in een tiener was, in 1994.Toen was  het Midden-Oosten vredesproces juist gestart. Dit boeide me heel erg. Als kind was ik ook al bezig met de Holocaust. Als tiener herinner ik me mijn spreekbeurten over het Israëlisch-Palestijns conflict. Ik ben nadien Arabisch en Bijbels Hebreeuws gaan studeren. Mocht ik erin geloven, dan zou ik zeggen dat het voorbestemd is.

Hoe ben je dan in de academische wereld terecht gekomen?

Met een paar tussenstapjes. Ik heb een hele lange tijd gewerkt rond het Israëlisch-Palestijns conflict, met name politiek werk of lobbywerk omtrent het respect voor het internationaal recht. Ik heb daar veel over gepubliceerd en zo op ramkoers gekomen met pro-Israëlgroepen. De toegang tot Israël werd mij geweigerd in 2016. Ik kon hierdoor niet meer naar Israël en Palestina. Ik voelde dat het tijd was om iets anders te doen en dan ben ik aan de slag gegaan bij Bozar Brussel rond het Midden-Oosten. Ik programmeerde er mee verschillende voorstellingen, vooral over literatuur, en ik nodigde er ook hedendaagse Arabische en Syrische dichters uit . Ik werkte nadien even bij het Vlaams Vredesinstituut en verkaste naar de UGent in 2019.

Waar gaat je onderzoek aan de UGent over?

Mijn onderzoek gaat over hoe kunst of artistieke praktijken onrecht in het Syrische conflict kunnen blootleggen. Onrecht in het Syrische conflict verschuift heel vaak naar de achtergrond. Er is niet zoveel interesse in. Mijn aanname is dat artistieke praktijken ons idee over rechtvaardigheid in Syrië kunnen aanscherpen of een idee kunnen geven over onrecht in Syrië.

Heel vaak is de centrale visie op Syrië dat er zolang Assad aan de macht is, er geen rechtvaardigheid mogelijk is. De slachtoffers geraken ondergesneeuwd of blijven onderbelicht in een zeer pessimistische defaitistische visie op rechtvaardigheid. Kunst kan die onzichtbaarheid deels tegengaan. Hoe die  uitwissing van onrecht in  literatuur kan worden tegengegaan, is mijn voornaamste onderzoeksveld, naast cinema. Ik bestudeer twee Syrische romans die een fictief verhaal vertellen over chemische gifgasaanvallen in 2013 in Syrië en over willekeurige aanvallen op burgers . Zij belichten misdaden op een manier die  in de media nauwelijks meer naar voren komt.

Ik probeer onder andere te onderzoeken aan de hand van focusgroepen hoe Belgische lezers reageren op die romans, of er een affectieve respons is. Zijn ze empathisch ten aanzien van de slachtoffers in Syrië? Kunnen ze door het lezen van die romans zich meer voorstellen wat het Syrische conflict behelst? Literatuur kan niet ongedaan maken wat er is gebeurd of kan niet mogelijk maken wat internationale instellingen niet kunnen. Maar door blootstelling aan fictie en narratieve verhalen over Syrië, kunnen mensen dat hegemonisch discours van Assad versus Islamitische Staat wel doorbreken. Dat brengt meer aandacht voor de traumatische ervaringen van de Syriërs en voor de individuele verhalen. Het zorg er vooral voor dat mensen een sprong maken in het leven van anderen, ook al zijn dat fictieve personen. Ze slagen erin om zich iets voor te stellen dat oncomfortabel of ongemakkelijk is.

Vanwaar de keuze voor Syrië?

In 2010, 2011 zijn de Arabische revoluties begonnen in Tunesië en Egypte. Syrië is daar niet aan ontsnapt. Ik ben zelf als twintigjarige naar Syrië gegaan, wat een van de meest aangrijpende ervaringen in mijn leven is geweest. Ik ben daar een goede maand verbleven bij verschillende families en heb toen pas begrepen wat een dictatuur inhoudt. Je leest daar wel over, zoals je over de Holocaust leest en over de goelag in Rusland, maar hoe het is om in een dictatuur te leven, daar had ik geen idee van. Toen ik als jonge vrouw daar ter plekke met de mensen over de dictatuur wou spreken, besefte ik pas hoe bang zij waren wanneer ze me uitdrukkelijk vroegen om te stoppen met hierover te spreken.

De revolutie waaide  in maart 2011 over naar Syrië. Door de huidige oorlog zijn we vergeten dat de protesten in Syrië initieel vreedzaam waren. Het was een waarachtige en door burgers geïnspireerde beweging. Vrij snel is die revolutie door het buitensporige geweld van het regime volledig kapot gemaakt en is het regime begonnen met het bombarderen van steden. Later is ook de Islamitische Staatontstaan, wat de burgeroorlog op scherp stelde. Op dat moment wist ik dat ik niet enkel met Palestina wou bezig zijn en verdiepte ik me er sterk in.

Als mensenrechtenactivisten leefden we in een periode van hoop na Rwanda, na Tsjetsjenië en Bosnië-Herzegovina. En nu staan we voor een periode, waar de basisprincipes van het internationaal recht op grote schaal worden geschonden, kijk bijvoorbeeld ook naar wat er gebeurt in Oekraïne. Daarom wou ik met Syrië bezig zijn: ik voelde dat ik dit moest doen, alsof het een soort van opdracht was.

Onderzoek je de impact op de mensen die literatuur lezen of schrijven?

Ik heb als centrale these dat truth-seeking of waarheidsvinding,in de Syrische context eigenlijk een van de centrale domeinen is waar slachtoffergroepen, ngo’s en kunstenaars in werken. Waarheidsvinding is iets wat zowel formeel als informeel gebeurt. Ik heb onderzocht wat schrijvers en cineasten eigenlijk betrachten te doen met hun werk. Wat is hun intentie om te  schrijven over onrecht? Voor een stuk is mijn onderzoek dus actor oriented. Je gaat dus enerzijds kijken naar de stakeholders van rechtvaardigheid en artistieke praktijken en anderzijds naar welk effect de artistieke praktijken hebben in de buitenwereld.  

Wat betekent je onderzoek voor het internationaal recht?

De waarheids-en verzoeningscommissie heeft een onderscheid gemaakt tussen de narratieve waarheid (de waarheid die we onszelf vertellen gebaseerd op een gebeurtenis) en forensische waarheid (de bewijsbare feiten van een gebeurtenis).[1] Het is door het falen van het internationaal recht en het internationaalrechtelijk apparaat dat we eigenlijk aangewezen zijn op informele praktijken, zoals de narratieve waarheid. Maar ik zie die twee zaken als complementair. We hebben hard bewijsmateriaal nodig voor een strafrechtelijke processen. Dit bewijs wordt onder meer verzameld in een databank in Genève genaamd IIIM. Deze gigantische databank heeft als doel het verzamelen van bewijsmateriaal om toekomstige vervolging van misdaden mogelijk te maken. Dit soort bewijs is essentieel, maar de persoonlijke waarheid, de narratieve waarheid, die is eigenlijk ook nodig omdat het aantal internationale strafprocessen die leiden tot accountability heel beperkt zijn.

 Zo zijn er bijvoorbeeld meer dan 100.000 mensen “verdwenen”. De meesten van hen zijn gestorven, kapot gefolterd en gedumpt in een massagraf. We weten niet wat er met hen is gebeurd. We hebben naast de forensische waarheid over hun lot, andere vormen van waarheid nodig van  informele en artistieke praktijken nodig om de aandacht op hun lot te vestigen.

Nog een voorbeeld: in de jaren ’80 is er een massamoord geweest in Syrië. Het regime heeft ongeveer 40 000 mensen gedood en een verbod geïnstalleerd om hierover te praten. Syriërs vinden memorialisering belangrijk en geven vorm aan deze herinneringen via kunst en activisme. Je hebt die informele praktijken ook nodig om ervoor te zorgen dat de aandacht voor misdrijven niet vermindert.

Ligt de waarde van je onderzoek eerder in het onder aandacht brengen van mensenrechtenschendingen of gaat het ook over hoe mensen die grootschalige mensenrechtenschendingen overleven? 

Dat laatste interesseert mij minder. In mijn onderzoek focus ik minder op trauma en veerkracht. Wat mij vooral boeit is waarom  die aandacht voor misdrijven in het Syrische conflict absoluut afwezig is en hoe kunst in die zin waardevol kan zijn alsnog de aandacht hierop te vestigen. Het Syrisch regime bombardeerde courant ziekenhuizen met de hulp van Rusland, dat is gedocumenteerd. De VN heeft zelfs een mechanisme geïnstalleerd, het deconfliction mechanism waarbij het de coördinaten van de ondergrondse ziekenhuizen doorgaf aan het Syrische regime, in de hoop dat het deze niet zou bombarderen. Het Syrische regime heeft die lijst gebruikt voor het omgekeerde, om al die plekken te bombarderen. Het gaat over dat soort perversiteiten. Door Oekraïne zijn we wakker geschud, dat dit opnieuw gebeurt, maar bij Syrië schoot onze verbeelding tekort. We konden ons niet inbeelden dat misdrijven die we herkennen van het naziregime (zonder ze als genocide te willen kwalificeren) in Syrië plaatsvonden. “For Sama” is een documentaire van de Syrische  journaliste Wa’ad al-Khataeb die de bombardementen op ziekenhuizen meemaakte in Aleppo in 2016. Haar man richtte  een veldhospitaal op  en zij heeft alle aanvallen  op camera vastgelegd. Het is pas door die documentaire, welke ik als kunst benoem, dat er aandacht gekomen is voor deze situatie. Deze kunst slaagt in iets waar ngo-rapporten, rapporten van de VN etc. niet in slagen, namelijk verontwaardiging opwekken over de bombardementen op ziekenhuizen. Dat is de waarde van kunst.

Hebben we een tekort aan verbeelding of kunnen we ons deze misdrijven perfect verbeelden maar sluiten we ons ervoor af?

Ik denk dat onze verbeelding zich op een natuurlijke manier afsluit omdat je zo’n conflict niet aankan. De omvang van het Syrische conflict is wat burgerslachtoffers betreft veel groter dan de omvang van het Oekraïense conflict dat zich dichter bij ons afspeelt. Daar is er het aspect van proximiteit, de geografisch en de culturele. We kunnen ons bijvoorbeeld via films en literatuur  goed inleven in de Holocaust, omdat die bij ons heeft plaatsgevonden. Dit was deel van onze cultuur en dus dichtbij. Toch zijn we bereid om deze sprong in het verleden te maken bij andere conflicten die iets verder weg zijn, op voorwaarde dat we de slachtoffers voldoende  aanvoelen, dat we er ons mee kunnen identificeren. Wanneer er onduidelijkheid bestaat over wie het slachtoffer is en wie de dader, kan er desinteresse of een zekere vermoeidheid optreden. De complexiteit van de situatie zorgt ervoor dat de mensen zich hiervoor afschermen.

Bijkomend is er een desinteresse of een zekere vermoeidheid die optreedt wanneer er onduidelijkheid bestaat over wie de dader en wie het slachtoffer is. De complexiteit van een situatie zorgt ervoor dat mensen zich hiervoor afschermen. De bereidwilligheid om zich in te leven neemt op die manier af. We schermen ons af, dat klopt, maar het hele punt is dat kunst ons onbevangener maakt. We zijn bereid om een boodschap of een idee te bestuderen waar we ons via de gebruikelijke kanalen van informatie verwerven ons eerder voor afsluiten.

Een ander topic waar Brigitte Herremans graag over spreekt, is haar podcast Justice Visions. Samen met Tine Destrooper maakt zij podcastafleveringen om alles wat nieuw is binnen het domein van transitional justice op een frisse manier te kaderen.


[1] Barbara J. Little (2019) Violence, silence and the four truths: towards healing in U.S.-American historical memory, International Journal of Heritage Studies, 25:7, 631-640, DOI: 10.1080/13527258.2018.1542333


0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *