In deze interviewreeks buigen we ons over hoe mensenrechten en cultuur met elkaar verweven zijn. Hoe brengt cultuur sociale verandering teweeg? Kunnen mensenrechten een bron van inspiratie zijn voor cultuur, of omgekeerd?

Tijd voor Mensenrechten sprak met Fien Criel. Fien is één van de trekkers van de sectordag ‘Cripping the Space’ op het Theaterfestival in Brussel. Op deze dag staat de toegankelijkheid van de cultuursector centraal, met een focus op de toegankelijkheid voor personen met een handicap. 

Dag Fien. Laat ons beginnen bij het begin: wat betekent ‘cripping the space’? 

Cripping is een verzamelnaam voor alle gewoontes die mensen met een handicap hebben ontwikkeld om met ontoegankelijkheid om te gaan. Cripping komt van het Engelse ‘cripple’, wat kreupel betekent. Dit wordt vaak gebruikt als scheldwoord. De term ‘cripping’ is redelijk recent doorgebroken op sociale media als een term die de gemeenschap van mensen met een handicap heeft teruggenomen. Het is een verzetsterm, een geuzennaam. Met deze term willen mensen met een handicap aantonen met welke drempels ze dagelijks moeten leven.

Kan je een voorbeeld geven?

Zo heb je bijvoorbeeld het concept van crip time. Dat is alle tijd die je extra nodig hebt om ergens te geraken als persoon met een handicap in vergelijking met een persoon die geen handicap heeft. Crip is dan de trots nemen in de mogelijke alternatieven.

Waarom vind je cripping belangrijk in de cultuursector? 

Een argument dat je vaak hoort als persoon met een handicap is dat er niets aangepast hoeft te worden, omdat je er bent. Het is je gelukt om bijvoorbeeld op een cultureel evenement te geraken, dus is er geen probleem. Maar mensen geraken er omdat ze het al ‘gecripped’ hebben. Ze hebben met andere woorden al verschillende drempels overkomen om er te geraken. Terwijl dit eigenlijk in strijd is met toegankelijkheid. Als alles toegankelijk is, dan moet je niet crippen

Hoe kwam ‘cripping the space’ tot stand? 

Kunstenpunt lanceerde na corona een open call die in ging op de grote vraag rond zorg in de kunstensector en cultuursector. Wij hebben een project ingestuurd dat uiteenviel in verschillende delen. Het eerste deel was een podcast. Het tweede deel was het samenbrengen van gemeenschap, waarbij we artiesten met een handicap in een praatgroep hebben verzameld. Ten derde hadden we ook het idee om een charter te maken. Een tekst met eisen over wat wij verstaan bij meer toegankelijkheid, vertrekkende vanuit artiesten met een handicap.  

Hoe hebben jullie dit aangepakt?

We hebben onderhandeld met een aantal culturele huizen. Vanuit activistisch oogpunt zijn we begonnen met het idee van een manifest. De culturele huizen vonden dat we veel vroegen. Dat is vaak de spanning. In onze ervaring vragen we niet veel, we vragen enkel basis toegankelijkheid. Maar voor de culturele huizen is dat veel, omdat die gedachtegang nog niet in hun werking zit. Omdat het een voorwaarde was van de open call van Kunstenpunt om constructief samen te werken met de culturele huizen, zijn we gaandeweg geëvolueerd naar een charter in plaats van een manifest. Inhoudelijk zijn de eisen wel dezelfde gebleven, maar het is aangepast in een vorm waarin de culturele zich konden vinden. Zo is het taalgebruik minder offensief, maar constructiever, en hebben we de tekst uitgebreid met voorbeelden.

Er zijn heel wat drempels in de culturele sector. Wat zijn drempels die jij al gemerkt hebt? 

Dat zijn er veel en dat kan heel breed gaan. Het hangt ook af van verschillende factoren, zoals het soort evenement, je handicap enzovoort. Ik heb een artikel geschreven voor RektoVerso over theaterhuizen en hun toegankelijkheid. Ik wou daarin vooral aankaarten dat de cultuursector vaak trots is op de ruimte die ze geeft aan ‘anders zijn’, maar wanneer ik naar een theaterstuk ga, kom ik zoveel drempels tegen waardoor ik denk: “Het is zo moeilijk voor mij om hier gewoon te zijn”. Het geeft mij bijvoorbeeld veel stress als de bel in de foyer gaat om naar de zaal te gaan. Er is vaak weinig tijd. Het zijn meestal historische gebouwen die erfgoed zijn en dus geen lift hebben, enkel trappen. Er wordt weinig gesproken over de ontoegankelijkheid van een gebouw. De ontoegankelijkheid is op zich niets nieuws, dat zijn mensen met een handicap vaak gewoon, maar communiceer dat dan gewoon. Ik probeer de drempels tot cultuur vaak uit te leggen aan de hand van de keten van toegankelijkheid. 

Wat is de keten van toegankelijkheid? 

Dit houdt in dat je vooraf in je hoofd overloopt waar je allemaal drempels kan ondervinden bij het verplaatsen van punt a naar punt b. Het is een methodiek om aan mensen uit te leggen waar er allemaal drempels kunnen zijn. Het leuke aan werken met de toegankelijkheidsketen is dat je voor elke drempel ook een oplossing kan bedenken. 

Met ‘cripping the space’ stelden jullie een charter op over de toegankelijkheid van de cultuursector. Wat staat er precies in het charter?

Het charter bevat vier pijlers: communicatie, representatie, infrastructuur en productielogica. Dat laatste vind ik heel belangrijk: het idee dat je gerust trager kan gaan als je daar nood aan hebt, zonder dat dit gevolgen heeft voor hoe je behandeld wordt. Bijvoorbeeld: repetitietijden moeten aangepast kunnen worden aan de noden van een persoon met een handicap zonder dat dit gevolgen heeft. 

Het charter gaat dus ook over artiesten in de culturele sector?

Inderdaad. Het charter gaat verder dan toegankelijkheid voor het publiek. Daar gebeurt nu al veel rond, en dat is een goede evolutie, maar cripping the space heeft zich echt toegelegd op de toegankelijkheid vanuit het perspectief van de artiest. Vaak geraken mensen met een handicap niet tot op het podium als artiest of regisseur, omdat de drempels daar naartoe al veel te hoog zijn. Daarom is er in het charter bijvoorbeeld een eis opgenomen dat je als persoon met een beperking niet alle andere personen met een beperking moet representeren, maar dat je als artiest werk moet kunnen maken dat niet over je handicap gaat. Dat valt onder de pijler ‘representatie’.

Eén van de pijlers van het charter gaat over representatie. Waarom is dit belangrijk? 

Ik merk dat het gesprek over representatie nog maar net begint. Als ik moet uitleggen waar ik nu mee bezig ben, grijp ik zelf vaak terug naar de strijd van mensen met een migratieachtergrond of van mensen uit de holebigemeenschap. Er zijn heel veel parallellen te trekken in hoe er gediscrimineerd wordt en hoe er teruggevochten wordt. Je merkt in het publieke debat dat mensen nog maar net gewend zijn aan mensen met een migratieachtergrond. Zij hebben net een bepaalde vorm van emancipatie bereikt en mensen denken nu “oei (…) die anderen moeten er ook nog bij, oh, ambetant”

Ik ben zelf geen artiest, dus ik heb geen uitgesproken mening over representatie, maar ik heb wel ervaringen als persoon met een handicap. Bijvoorbeeld het gegeven van cripping up (het spelen van een rol van een persoon met een handicap door iemand zonder handicap, red.). Dat doet pijn als dat gebeurt, omdat je weet dat de acteurs fouten maken. Als het gespeeld wordt door een persoon met een handicap, dan komt dat gewoon authentieker over. Maar ook omdat mensen zonder handicap het privilege hebben om nadien zo uit de rolstoel op te staan en verder te gaan. Daarom is cripping up eigenlijk een negatieve praktijk, die beter niet in stand wordt gehouden. Bovendien gaan de weinige rollen voor een persoon met een bepaalde handicap naar personen zonder handicap. Dat vloekt en maakt de sector zeer competitief. En dat gaat ook letterlijk over acteurs die niet naar een auditie kunnen komen omdat er geen lift is. In dat geval is cripping up inderdaad wel heel wrang.

Er zit veel energie en activisme in cripping the space. Maakt dit je soms niet moe? 

Ja, super hard. Het is ook een verwarrend activisme. Je noemt jezelf activist omdat je er nog altijd voor moet vechten, maar je zou het eigenlijk niet willen zijn. En ik denk dat ik wel voor iedereen van cripping the space kan praten als ik zeg dat wij eigenlijk gewoon artiesten en cultuurwerkers willen zijn. We zijn activist geworden, omdat het nodig is, omdat we niet anders kunnen.

Nochtans heeft België het VN-verdrag voor personen met een handicap ondertekend. Hoe sta jij tegenover het verdrag en hoe je dat kan gebruiken in je activisme?

In relatie tot handicap is dat heel interessant, want je merkt dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen disability justice en disability rights. Dat laatste gaat uit van een mensenrechtenkader en  wordt door het VN-Verdrag  als referentiepunt gebruikt. Onder disability justice vallen eigenlijk alle praktijken waarover we het net gehad hebben. Disability justice zegt eigenlijk dat het rechtskader voor ons tekort schiet, dus doen we het zelf. Daar vallen alle sociale praktijken onder, waaronder cripping.

Het VN-verdrag is een rechtskader waarnaar je kan verwijzen als het fout loopt, maar je ziet ook dat mensen met een handicap het moe zijn om te moeten klagen waar over dat waar je gewoon recht op hebt. Bovendien is de procedure om het aan te klagen veel te ingewikkeld. Zo zou ik bijvoorbeeld alle onderwijsinstellingen waar ik ooit les heb gevolgd, kunnen aanklagen voor de ontoegankelijkheid van hun gebouwen, omdat er bijvoorbeeld geen lift was of omdat ik er langer over moest doen om aan een bepaald lokaal te geraken. Dat is in strijd met het VN-Verdrag, maar je gaat daar als individu zelf nooit aan denken om een procedure op te starten. Dat is een beetje de moeilijkheid daarvan.

Heb jij dan het gevoel dat het mensenrechtenkader zou kunnen bijdragen aan een inclusievere cultuursector? 

Nee, dat denk ik niet. Dat is waaruit cripping the space is ontstaan. Dat is waarom wij een groep van activisten zijn, omdat we merken dat het juridische kader niet volstaat of te vaak blijft steken in goede intenties, maar zonder erin te slagen om die effectief om te zetten. Het rechtskader is voor mij niet afdoende. Ik hecht meer waarde aan de concepten van rechtvaardigheid en sociaal engagement. 

En hoe zie je de toekomst? 

Ik ben hoopvol. Het charter is geschreven, getekend en voorgesteld. Het was een interessant onderhandelingsproces. We hebben veel toegegeven, maar ook veel bijgeleerd. En ik denk dat het in beide richtingen gaat: de huizen hebben van ons geleerd, wij ook van de huizen. Ik ben blij dat het gesprek eindelijk begint, dat wij evenzeer onderdeel zijn van burgerrechten, dat dat evenzeer een strijd is zoals veel andere gemarginaliseerde groepen die ervaren. We nemen deel aan het debat. Dat kan alleen maar de goede kant uitgaan, des te meer omdat handicap een heel fluïde concept is. Het is iets dat iedereen in elke levensfase kan tegenkomen, bijvoorbeeld met het ouder worden. 

Dat is een mooie noot om op af te sluiten. Heel erg bedankt, Fien!


0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *