TvMR sprak met Tom Daems, hoogleraar criminologie aan het Leuvens Instituut voor Criminologie. Hij bouwde een bijzondere expertise op in sociologische, juridische en normatieve vraagstukken met betrekking tot de straf. We ontmoetten hem naar aanleiding van zijn benoeming in juni 2023 als lid van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT).
U bent sinds enkele maanden lid van het CPT. Proficiat! Wat is het CPT en hoe is het ontstaan?
De bestaansgrond van het CPT ligt in het Europees Antifolterverdrag van 1987. In de jaren 1970 was er op wereldniveau veel aandacht voor de problematiek van foltering. Naast de creatie van het VN Antifolterverdrag in 1984, ontstond ook het idee om foltering preventief aan te pakken door middel van regelmatige bezoeken aan plaatsen van detentie. De tijd voor een dergelijk systeem was toen nog niet rijp op wereldniveau, maar wel binnen de Raad van Europa. Dit heeft dan uiteindelijk geleid tot het Europees Antifolterverdrag, waarbij het CPT is opgericht in 1989. Intussen bestaat er ook op VN-niveau een toezichtsorgaan, het Subcomité ter preventie van foltering (SPT).
Hoe vervult het CPT deze preventieve rol dan?
Het CPT voert bezoeken uit aan plaatsen van detentie. Het bezoekt politiecellen, gevangenissen, instellingen waar jongeren worden opgesloten, asielcentra, etc. Vrije toegang is hierbij belangrijk: het CPT kan zowel een vertrouwelijk gesprek voeren met gedetineerden, als met penitentiaire beambten, directieleden van deze instellingen en bevoegde ministers. Enerzijds zijn er periodieke bezoeken, waarbij het CPT om de zoveel tijd aan elke lidstaat een bezoek brengt. Daarnaast vinden er ad hoc-bezoeken plaats wanneer er zich een specifiek probleem voordoet in een land.
Dankzij dit toezicht krijg je in feite een kijk op alle “donkere” plekken in de Europese samenleving. Deze transparantie is iets dat voor ons vandaag de dag vanzelfsprekend lijkt, maar dat helemaal niet is. Het is een belangrijke verwezenlijking dat staten hun deuren openen voor een internationaal comité. Voor de bescherming van mensenrechten was dit een belangrijke stap voorwaarts.
Hoe gaat het CPT dan te werk bij zo’n bezoeken?
Het principe van samenwerking is de hoeksteen van de werking van het CPT. Wanneer een delegatie een bezoek brengt aan een land, wordt er een rapport opgesteld. Dit wordt vervolgens overgemaakt aan de lidstaat, die de kans krijgt om te reageren op de bevindingen en aanbevelingen van het CPT. Op die manier ontstaat er dus een dialoog. Zo’n rapport wordt aanzien als een hulpmiddel om het beleid te verbeteren en om rond bepaalde actiepunten te werken. Die dialoog kan je alleen maar hebben als er sprake is van een samenwerking.
Zijn deze rapporten publiek beschikbaar?
Ja, maar enkel voor zover de betrokken lidstaat hiermee instemt. De publicatie van de rapporten is natuurlijk van belang voor het publieke debat over detentie. Het zijn zeer rijke rapporten, want het CPT kan ter plekke met de ogen zien, met de neus ruiken wat er gebeurt in die instellingen. Het is een vorm van empirische datavergaring. Het laat bovendien ook toe om de evolutie binnen een land op te volgen.
Wat gebeurt er als de samenwerking met een lidstaat niet vlot verloopt?
Wanneer het CPT vaststelt dat een lidstaat bepaalde aanbevelingen niet opvolgt, kan het als ultieme “wapen” een publieke verklaring afleggen. De betrokken lidstaat wordt zo op het internationale toneel te kijk gezet. Dat is voor België één keer gebeurd in 2017, over de nood aan een gegarandeerde dienstverlening bij stakingen in de gevangenis. Bij stakingen komt de fysieke en psychische integriteit van mensen dermate in gevaar dat er een minimumkader voorzien moet worden om de basisrechten te waarborgen (voeding, hygiëne, toegang tot buitenlucht, etc.). Tijdens een stakingsactie mag een detentie-instelling niet aan haar lot worden overgelaten of in handen worden gegeven van enkele politieagenten. Het CPT tikte België hierover al sinds 2005 systematisch op de vingers, zonder beterschap. Na het ad-hoc bezoek in 2016, heeft het CPT een publieke verklaring afgelegd aangezien het probleem niet werd aangepakt.
Is er na deze publieke verklaring van het CPT verbetering gekomen?
In 2019 is er een wet aangenomen die de gegarandeerde dienstverlening heeft ingevoerd bij stakingen in gevangenissen. Dit was een belangrijke vooruitgang, maar het heeft niet alles opgelost. Zo treedt de gegarandeerde dienstverlening pas in werking bij een staking van minstens 48 uur. Hierdoor wordt er nu vaak voor kortere tijd gestaakt. Als je kortdurende stakingen op regelmatige basis organiseert, heeft dat natuurlijk ook een grote ontwrichtende impact op de werking van een gevangenis. Dat probleem is dus nog niet van de baan.
Het CPT ontvangt dus geen individuele klachten en treedt niet reactief of repressief op, in tegenstelling tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), een ander toezichtsorgaan van de Raad van Europa. Lijkt u dat een goede zaak?
Het lijkt mij belangrijk om die twee rollen gescheiden te houden. Zoals al uitgelegd, maakt het CPT, als onafhankelijk orgaan, een feitelijke schets van detentie in een bepaald land. Het doet dit met een methodologie en expertise die opgebouwd is doorheen de jaren. Andere instellingen, zoals het EHRM, het Hof van Justitie van de Europese Unie of nationale mensenrechtenorganisaties kunnen vervolgens gebruik maken van deze bevindingen. Zo kan het EHRM, bv. bij het behandelen van een klacht van een Franse gedetineerde over overbevolkte gevangenissen, nagaan of dergelijke vaststellingen ook door het CPT worden gemaakt. Dit vormt dus een empirische onderbouwing van een realiteit die anders onzichtbaar blijft of die enkel door de ogen van één bepaalde partij wordt weergegeven. Dit is een zeer belangrijke meerwaarde. Voordien moest men werken met getuigen of mensenrechtenorganisaties, maar die behoren tot een bepaald kamp en zijn dus mogelijks niet altijd objectief.
Ziet u ook beperkingen aan het werk van het CPT?
Uiteraard. Als het CPT maar om de 4-5 jaar langsgaat in een lidstaat, buiten de ad hoc-bezoeken gerekend, kan je hier ook niet alles van verwachten. Het is belangrijk dat ook anderen aan de slag gaan met wat zo’n orgaan beschrijft en de aanbevelingen die het formuleert. Het CPT kan niet de alfa en de omega zijn wanneer het gaat om de preventie van foltering en mensonwaardige behandeling. Daarnaast blijkt ook dat lidstaten soms steken laten vallen bij de opvolging van de aanbevelingen van het CPT. Dat is een thema dat in het verleden ook centraal stond in mijn eigen onderzoek.
Laten we even stil staan bij uw benoeming. Wat is uw rol als lid van het CPT?
Er is één lid per lidstaat, dat wordt verkozen “in respect of” (nvr. ten aanzien van) een bepaald land, zonder dit echter te vertegenwoordigen. Je zetelt onafhankelijk, en je kan bovendien geen bezoek brengen aan het eigen land. Er zijn grosso modo twee aspecten aan je rol als lid van het CPT: enerzijds zijn er de plenaire vergaderingen die drie keer per jaar plaatsvinden in Straatsburg en waarbij alle leden gedurende één week samenkomen, en anderzijds zijn er de missies.
Bijzonder interessant is dat de leden van het CPT uiteenlopende achtergronden hebben: sommigen komen uit de medische wereld, bijvoorbeeld psychiaters of mensen die werken rond gezondheidszorg in plaatsen van opsluiting, anderen hebben politie-expertise of zijn jurist of criminoloog. Zo’n diversiteit is ook nodig omdat er heel verschillende plaatsen van detentie worden bezocht. Een arts of een psychiater zal met een andere bril zo’n bezoek uitvoeren dan iemand met een politie-expertise of een juridische achtergrond.
Als we vervolgens kijken naar detentie in België, wat zijn de voornaamste problemen die het CPT vaststelt?
Dat zijn problemen die al langer op de agenda staan. Bij het eerste bezoek in 1993 was de overbevolking van de gevangenissen al een groot pijnpunt. Vandaag is dit nog steeds het geval. We zitten zelfs op een recordhoogte…
Eén van de problemen die wel positief geëvolueerd is, en waaraan het CPT altijd aandacht heeft besteed, betreft de rechtspositie van gedetineerden. In 1993 had het CPT al aangestipt dat er toezicht op de gevangenissen moest zijn, dat er een klachtenrecht moest komen voor gedetineerden en dat er een wet moest komen om de rechten van gedetineerden uit te werken. Die basiswet is er intussen al sinds 2005, maar de werking van de Belgische toezichtsorganen is pas geprofessionaliseerd in 2019. Het toezicht op gevangenissen bestond voordien enkel uit vrijwilligers. Mede dankzij de aanbevelingen van het CPT is dit er dus uiteindelijk gekomen.
Om kort terug te komen op de overbevolking. Dit is dus een structureel probleem dat al zeker dertig jaar duurt. Hoe komt het dat het niet opgelost wordt?
Het is inderdaad een probleem dat al heel lang meegaat en dat vreemd genoeg aanvaard wordt. Dat is het gekke en choquerende: wij aanvaarden dat het systeem continu overbevolkt is. Af en toe is er een golfje van verontwaardiging, maar dat ebt dan snel weer weg. De vorige minister van Justitie heeft zelfs toegegeven dat de overbevolking de komende tien jaar nog niet opgelost zal worden. Het is eerlijk dat hij dit toegeeft, maar het is problematisch dat hij als beleidsmaker aanvaardt dat de situatie intussen tijd niet wordt aangepakt. Meer nog, door bijkomende inspanningen van zijn beleid, bijvoorbeeld de strijd tegen drugscriminaliteit en de tenuitvoerlegging van korte straffen in detentie, gaat die druk alleen maar toenemen.
Deze discussie situeert zich eigenlijk in het ruimere klimaat van misdaad en straf. Vanuit een politiek oogpunt klopt men zich natuurlijk graag op de borst door te zeggen dat er harder wordt opgetreden tegen criminaliteit. Tegelijk weet je eigenlijk ook dat hierdoor de druk op de ketel zal toenemen. Ik heb dat ooit “viagrapolitiek” genoemd. Aan de ene kant probeert men zich viriel te tonen door strenger op te treden tegen criminaliteit en harder te straffen. Tegelijkertijd weten we dat zo’n viagrapil maar een tijdelijk effect heeft. Dat is een beetje de tragiek van de straf en de uitvoering ervan in België.
Hoe kan die overbevolking volgens u worden aangepakt?
Ik vind zelf dat als je een systeem hebt met vrijheidsberovende straffen, dan moeten die op een mensenrechtenconforme manier worden aangewend. Er moet een maximumcapaciteit per instelling zijn. Punt. Net zoals je niet meer mensen in een lokaal op school mag zetten of dieren in een kooi mag opsluiten. Eenmaal de maximumcapaciteit overschreden, zou er een maatschappelijk debat moeten komen over een aantal fundamentele vragen: wat moet er gebeuren? Zijn we bereid om miljoenen te investeren in nieuwe gevangenissen? Het kost namelijk erg veel aan de samenleving om gevangenissen te bouwen en weinigen zien ze graag komen in hun achtertuin…
Laten we terugkeren naar het CPT. De legitimiteit van internationale of supranationale instellingen wordt tegenwoordig vaker in twijfel getrokken. Zo is er in het Verenigd Koninkrijk veel tegenwind tegen het EHRM. Wat is uw visie over welke rol zulke organen nog kunnen/moeten spelen in de toekomst?
Ik denk dat we blij moeten zijn dat deze instellingen bestaan. Vandaag zou het misschien niet meer mogelijk zijn om zulke organen in het leven te roepen. Onafhankelijk toezicht op detentie is volgens mij een verworvenheid, ook al zal dit nog vaak ter discussie gesteld worden. Ik moet natuurlijk altijd met twee woorden spreken, maar ik geloof dat er nog altijd een belangrijke rol is weggelegd voor het CPT. Op Europees niveau zijn er namelijk in veel landen nog heel wat problemen.
Bovendien is het Comité ook van belang als er geen problemen zijn. Plaatsen van detentie hebben tot doel om mensen op te sluiten om veiligheid te garanderen en ze voor te bereiden op hun re-integratie. Dit zijn belangrijke bestaansredenen voor dergelijke instellingen, maar het risico bestaat dat dit ten koste gaat van de individuen die worden vastgehouden. Onafhankelijk toezicht op detentie is daarom cruciaal. Er moeten altijd vormen van tegenmacht zijn. Wat donker is, moet belicht kunnen worden. Ook in een ideale gevangenis blijft toezicht nodig. Op dat vlak kunnen we alleen maar hopen dat men hierin wil blijven investeren en dat men publiekelijk het belang van een dergelijk orgaan blijft benadrukken. Het CPT heeft dus blijvend een belangrijke rol te vervullen.
Wat heeft u gemotiveerd om u als lid kandidaat te stellen?
Het is natuurlijk een thema dat me al lang nauw aan het hart ligt, ook onderzoeksmatig. Ik heb in het verleden al gewerkt rond het CPT. Anderzijds is het ook een vorm van engagement voor mezelf. Ik doe onderzoek naar straffen en de uitvoering van straffen, en ik doceer penologie en penitentiair recht. Er zijn weinig functies die je zou kunnen vervullen als academicus en als niet-jurist die zo nauw verband houden met de eigen interesses en het eigen engagement. Dus ik zie deze functie eigenlijk als de ideale gelegenheid om te leren en om te zien wat er gebeurt in de Europese context. En ook om zo bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de Europese penologie.
Daarnaast vind ik het ook een heel belangrijke instelling en ben ik er fundamenteel van overtuigd dat wat het CPT doet, en andere instellingen zoals het SPT, zeer belangrijk is. Die preventieve infrastructuur moeten we koesteren. In een moderne rechtsstaat is er het reactieve en het preventieve. Het reactieve houdt in dat je beschikt over rechtsmiddelen bij de schending van je rechten, wat ongelooflijk belangrijk is, maar waar ook heel wat aan schort. Het preventieve luik, dat mensenrechtenschendingen probeert te voorkomen, is daarentegen ook van primordiaal belang. Het is voor een stuk de ogen en oren van mensen die zichzelf niet altijd even goed kunnen uitdrukken. Mensen die in detentie verkeren kunnen niet altijd hun zorgen en noden kenbaar maken. Dan kan zo’n toezichtsorgaan daar wel een belangrijke rol in spelen. Vandaar vind ik het ook heel interessant dat het CPT werkt op basis van het idee van samenwerking.
Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.
0 reacties