Bosbranden, overstromingen, mislukte oogsten en nieuwe hitterecords. We kunnen er niet om heen: de aarde warmt op en het gaat sneller dan we hadden gedacht. Het spreekt voor zich dat burgers doortastende maatregelen verwachten van de staat in de strijd tegen klimaatverandering. Loze woorden doen de planeet niet afkoelen. Deze bijdrage analyseert of de verhouding tussen mens en natuur anders gepercipieerd kan worden op het meest fundamentele niveau van onze rechtsorde: de Grondwet.
Het grondwettelijke recht op bescherming van een gezond leefmilieu
Artikel 23 van de Grondwet stelt dat iedereen het recht heeft om een menswaardig leven te leiden. Dit menswaardig leven wordt gewaarborgd door de bevoegde wetgevers, “rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.” De volgende paragraaf van artikel 23 somt vervolgens die rechten op, waaronder in °4 ‘het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu’. Het spreekt voor zich dat dit gezonde leefmilieu een gezonde natuur impliceert.
Dat het recht op een gezond leefmilieu grondwettelijk verankerd is, hoeft op zich niet te verbazen. Wat wel bijzonder is aan artikel 23, derde lid, 4° van de Grondwet, is dat er een standstill-verplichting uit voortvloeit. Deze verplichting verhindert dat “de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat geboden wordt door de van toepassing zijnde wetgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang” (arrest nr. 137/2006 van 14 september 2006). Dit standstill-beginsel waarborgt aldus een hoog beschermingsniveau voor natuur en milieu, behalve wanneer er een belangrijker maatschappelijk belang speelt. Een analyse van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof hieromtrent valt buiten het bestek van deze bijdrage, maar kan hier worden teruggevonden.
Ondanks deze grondwettelijke waarborg blijft de toestand van de natuur in België precair. Zelfs beschermde natuurgebieden lopen nog steeds de kans om beschadigd te worden door menselijke activiteiten. De juridische vrijwaring van de natuur in België kan dus beter, maar hoe?
Rechten van de Natuur
Er is een recente beweging binnen het recht die voor een resoluut andere aanpak pleit. Aanhangers van de Rechten van de Natuur beweging bekritiseren de huidige juridische benadering van de natuur als zijnde te antropocentrisch. Dit houdt in dat de natuur in ons rechtssysteem enkel benaderd wordt vanuit het perspectief van de mens, en aldus slechts fungeert als eigendom of als een bron om grondstoffen uit te putten. De natuur is bijgevolg steeds juridisch ondergeschikt aan de (economische) belangen van de mens. Het Rechten van de Natuur discours stelt dat de huidige milieuwetgeving eveneens vanuit deze antropocentrische invalshoek is opgesteld en dus niet krachtdadig genoeg is om de precaire staat van de natuur vandaag de dag te kunnen remediëren. Ook in de Belgische Grondwet wordt het milieu enkel beschermd in functie van het welzijn van de mens.
Volgens de Rechten van de Natuur supporters is het tijd om een ‘paradigmashift’ door te voeren in ons recht, waarbij men het antropocentrisme vervangt door ecocentrisme: de natuur moet centraal staan. De natuur verandert dan van een rechtsobject in een rechtssubject. De natuur bezit inherente fundamentele rechten die universeel en afdwingbaar moeten zijn. Deze stelling vertoont opvallende gelijkenissen met de rechtsfilosofische fundamenten van mensenrechten. Bovendien beargumenteren voorstanders van Rechten van de Natuur vaak dat het toekennen van rechten aan natuurlijke entiteiten uiteindelijk ook in het voordeel is van de mens. Het (voort)bestaan van de mensheid hangt immers af van de natuur, en dus zal de mens enkel floreren wanneer de natuur dat ook doet. Al lijkt deze redenering paradoxaal genoeg de mens toch weer in het centrum te plaatsen.
De theorie is inmiddels al in de praktijk toegepast. Rivieren in Colombia en Bangladesh hebben rechten gekregen middels beslissingen van de hoogste rechtscolleges, en wetgeving in Nieuw-Zeeland heeft het bergachtig gebied Te Urewera als rechtssubject erkend. Maar is er ook een prominentere plaats voor de natuur weggelegd in grondwetten?
Rechten van de Natuur in de Ecuadoraanse grondwet
Er is maar één land ter wereld dat in zijn grondwet de natuur als rechtssubject heeft erkend. We reizen even naar Ecuador, waar in 2008 een belangrijke grondwetshervorming plaatsvond. Artikel 10 van de Ecuadoraanse Grondwet vermeldt dat de natuur subject is van de rechten die de Grondwet eraan toekent. Welke rechten dit precies zijn, wordt verder uitgewerkt in de vier artikelen onder Titel II – Hoofdstuk 7: ‘derechos de la naturaleza’ (zie hier voor Engels).
Kort samengevat stelt dit Hoofdstuk 7 dat de natuur, of ‘Pacha Mama’ (een term van de Inca’s die een Moeder Aarde-achtige godin typeert), recht heeft op bescherming, onderhoud en herstel. De staat moet ook preventieve en restrictieve maatregelen nemen om de uitroeiing van (dier)soorten of de vernietiging van ecosystemen tegen te gaan. In geval van ernstige of permanente milieubeschadiging zal de staat effectieve mechanismen oprichten die de schade kunnen herstellen, en tevens adequate maatregelen nemen die de veroorzaakte nadelige gevolgen voor het milieu kunnen elimineren of verminderen. Het valt hierbij op dat er geen criteria zijn vastgelegd die de draagwijdte of de vorm van dit herstel moeten bepalen. Deze bepalingen laten daardoor nog veel ruimte aan de staat, die op deze manier activiteiten zou kunnen toestaan die de natuur schaden zolang de nadelige gevolgen enigszins worden beperkt of geremedieerd.
Er zijn kritische bedenkingen te maken bij de inpassing van inheemse filosofie in rechtssystemen, al kan de weerspiegeling van inheemse taal en waarden in de Ecuadoraanse grondwet wel degelijk voor politieke en juridische erkenning van inheemse volkeren zorgen. Daarnaast valt het op dat het laatste artikel van Hoofdstuk 7 stelt dat mensen en gemeenschappen het recht hebben om voordeel te halen uit het milieu en de natuurlijke rijkdom, wat hen toestaat om een goed leven (‘el buen vivir’) te leiden. Merkwaardig genoeg lijkt het hoofdstuk over de rechten vàn de natuur zo toch weer af te sluiten met de rechten van de mens òp de natuur.
Belangrijk om op te merken is dat er nog maar weinig succesvolle rechtszaken zijn geweest op basis van deze bepalingen uit Hoofdstuk 7. Bovendien blijft Ecuador sterk afhankelijk van de exploitatie van natuurlijke grondstoffen. De ontwikkelingsstrategie van het land is voor een groot deel gebaseerd op mijnbouw en olie-exploitatie. Dat de economische ontwikkeling van Ecuador nog steeds ten koste van de natuur gaat, doet de mooie woorden uit de grondwet hol klinken.
‘Pacha Mama’ in België?
Ondanks deze incongruenties en praktische problemen, juichen Rechten van de Natuur supporters de juridische situatie in Ecuador toe. De grondwettelijke erkenning van de inherente waarde van de natuur is voor hen een belangrijke stap voorwaarts die navolging moet krijgen in andere landen, de Westerse grote vervuilers voorop.
Kunnen we bepalingen zoals die van de Ecuadoraanse grondwet ook in de Belgische Grondwet opnemen? Ik denk het niet. Je kan er immers niet aan voorbij gaan dat Ecuador – net zoals bijvoorbeeld Colombia en Nieuw-Zeeland, waar ook al rechten aan de natuur werden toegekend – een aanzienlijke populatie inheemse volkeren heeft. Deze volkeren werden eeuwenlang onderdrukt door koloniserende machten die een politiek beleid en rechtssysteem (met geweld) hebben opgelegd. Het erkennen van rechten van ‘Pacha Mama’ om de harmonie tussen mens en natuur te waarborgen, reflecteert het woordgebruik en het wereldbeeld van die inheemse volkeren en past ze toe in het rechtssysteem..
Het politieke landschap is evident zeer anders in België. Een ecocentrische grondwet die een volwaardige plaats voor ‘Pacha Mama’ voorziet, is voor de nuchtere Belg niet meer dan een sprookje. Maar ook in Europa zijn de gevolgen van de klimaatverandering voelbaar en worden mensenlevens bedreigd door intense hitte of hevige overstromingen. De vele klimaatzaken tonen aan dat burgers meer verwachten van hun overheid qua beleid, maar misschien ook qua rechtsbescherming voor de natuur. Rechten van de Natuur aanhangers onderschatten volgens mij de ongerustheid van de mens en bijgevolg ook diens bereidheid om juridisch ‘out of the box’ te denken ter bescherming van het leefmilieu. Als het toekennen van (grondwettelijke) rechten aan de natuur kan leiden tot een sterkere bescherming van de natuur waarin de mens leeft, staat antropocentrisme dan wel per se haaks op het Rechten van de Natuur discours? Om ook in Westerse landen bijval en invloed te verwerven, zal Rechten van de Natuur de dichotomie antropocentrisme/ecocentrisme moeten loslaten. Hoewel een ecocentrische Titel II aldus niet lijkt weggelegd te zijn voor België, betekent dit niet dat er bij een grondwetsherziening niet naar een hogere grondwettelijke bescherming voor de natuur moet worden gestreefd. Zowel de natuur als de mens zal hier de vruchten van plukken.
0 reacties