De weigering om de hand te schudden van een persoon van het ander geslacht is in West-Europa een prangend discussiepunt (Baumgartner, nr.7.0). Het wordt gezien als een botsing tussen de religieuze vrijheden en gendergelijkheid. Hierbij roept het vragen op over religieuze vrijheid in een multiculturele samenleving (zie Vrielink, p.1). Vooral de islam lijdt hier onder. Met de opkomst van het rechts-populisme in Europa, waarbij politici gebruik maken van anti-islamitische retoriek, wordt de islam voorgesteld als onverenigbaar met westerse waarden (Saral, p.1).
Ondanks België de focus van deze bijdrage vormt, dienen we ons wegens het gebrek aan Belgische bronnen eerder op Europese uitspraken te richten. We focussen hierbij niet op lokale regelgeving. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is immers eveneens van toepassing. Indien deze zaken zich in België hadden voorgedaan, zou naar verwachting hetzelfde resultaat zijn bereikt.
Juridisch kader religieuze vrijheden
Er is geen juridische regelgeving over het schudden van handen; het is een culturele norm (Zie bv. Stuart, p.3). Wel genieten religieuze uitingen juridische bescherming, wat de vraag oproept of (het weigeren van) een begroetingsvorm daaronder valt (Van Noorloos, p.205). Deze vraag kan – waarschijnlijk – positief beantwoord worden. In het Eweida arrest maakte het Hof komaf met eerdere rechtspraak waarbij de lat om te kunnen spreken van een geloofsuiting hoger lag. Zo wordt er niet langer rekening gehouden met de noodzaak van een bepaalde gedraging om uit te maken of het al dan niet om de uiting van een geloof gaat. Waar de gelovige voordien moest aantonen dat de gestelde gedraging een verplichting is die door de religie is opgelegd, is het nu voldoende om aan te tonen dat er een nauwe en rechtstreekse band bestaat tussen de gedraging en het onderliggende geloof.
De juridische basis voor de bescherming van religieuze vrijheden in België is te vinden in het artikel 9 EVRM dat het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst waarborgt. Dit artikel omvat zowel de interne als externe dimensies van religieuze expressie. De interne dimensie betreft de persoonlijke overtuigingen en gedachten van individuen, terwijl de externe dimensie de mogelijkheid omvat om deze overtuigingen openbaar te belijden. In het geval van de handschudweigering is de externe dimensie van cruciaal belang, aangezien deze handeling doorgaans in het openbaar plaatsvindt en invloed heeft op sociale interacties. Desondanks is de vrijheid van geloofsuitingen niet onbeperkt (ten Napel, nr.3.1.).
Een restrictie is slechts toegestaan indien deze bij wet is voorzien (1), een legitieme doelstellingen nastreeft (2) en noodzakelijk is in een democratische samenleving (3). Hieronder wordt de beperking op de handschudweigering getoetst:
De beperking moet bij wet voorzien zijn (1), wat betekent dat er een rechtsbasis voor handen is die voorziet in de beperking van de vrijheid van godsdienst (art. 9 EVRM). Dit hoeft geen formele wet te zijn, rechtspraak of administratieve regels volstaan. In België bestaat er echter geen rechtsbasis die de vrijheid om de hand van een persoon van het ander geslacht te schudden, beperkt.
De restrictie streeft een legitieme doelstelling na (2). Artikel 9.2 EVRM somt drie mogelijke gronden op: de openbare orde, gezondheid en goede zeden en de rechten en vrijheden van anderen. Zo oordeelde het Hof bijvoorbeeld in S.A.S./Frankrijk dat ‘samenleven’ een legitiem doel is om het gebruik van gezichtbedekkende sluiers in het openbaar te verbieden.
Is de inperking noodzakelijk in een democratische samenleving (3)? Vooraleer een beperking noodzakelijk is, moet deze evenredig zijn aan het hier voor geformuleerde legitieme doel. Doordat er geen (internationaal) unaniem standpunt bestaat omtrent dit onderwerp, genieten lidstaten van een ruime appreciatiemarge bij de belangenafweging om uit te maken of de restrictie proportioneel is of niet (Brems, p.81) (zie bv. Dahlab/Zwitserland, S.A.S./France, Ebrahimian/Frankrijk).
De Nederlandse Commissie gelijke behandeling (CGB) maakte in 2002 i.h.k.v. deze noodzakelijkheidstoets een onderscheid tussen geloofsuitingen (zoals de weigering de hand te schudden) en het belijden van een godsdienst (zoals het dragen van een hoofddoek). De tweede categorie zou de toets onder artikel 9.2 EVRM eerder doorstaan dan de eerste. Geloofsuitingen zijn immers extern gerichte handelingen die voelbaar zijn in het openbare leven, in tegenstelling tot het (passief) dragen van een hoofddoek, keppel of kruisje. Op basis hiervan oordeelde de CGB dat het weren van een sollicitant die de hand weigert te schudden, geen onevenredige inbreuk uitmaakt op de godsdienstvrijheid (CRM nr.5.15). In die zin lijkt er sneller sprake te van een noodzaak in de democratische samenleving indien het gaat om een geloofsuiting, in tegenstelling tot het louter belijden van het geloof (ten Napel, nr.3.1.). Toch is voorzichtigheid geboden bij een dergelijke vergelijking. In het arrest Mikyas/België (2024) werd in het algemeen verbod op zichtbare religieuze tekens van het GO! Onderwijs in Vlaanderen geen inmenging in de godsdienstvrijheid gelezen.
In het persbericht over de zaak benadrukte het Hof dat pluralisme en democratie moeten rusten op dialoog en een geest van compromis. In het arrest Mikyas wordt dit aangehaald als argument ter ondersteuning van het algemeen verbod. Toch kan worden beargumenteerd dat hetzelfde argument net kan dienen om de godsdienstvrijheid te beschermen. Hierbij moet in het achterhoofd worden gehouden dat de islam de tweede grootste religie is in België en dat de verschillende belangen zorgvuldig moeten worden afgewogen (Brems, pp.65-67)
Ethische argumenten van voor- en tegenstanders
De discussie rond handschudweigeringen omvat verschillende argumenten. Tegenstanders beweren dat het weigeren om handen te schudden een schending is van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen (Katsumi, p.346). Het wordt op deze manier geïnterpreteerd als een afkeuring van de andere persoon en kan worden gezien als een teken van ongelijkheid. Dit argument is vooral krachtig in de context van de moderne westerse samenleving, waar gelijkheid tussen de geslachten als een fundamentele waarde wordt beschouwd (Baumgartner, nr. 7.21-7.24)
Voorstanders van handschudweigeringen argumenteren echter dat het niet schudden van de hand vanuit religieuze overtuigingen net een teken van respect is. Volgens het islamitisch recht mogen moslims geen direct contact hebben met personen van het andere geslacht, behalve met familieleden en kinderen. De reden hiervoor is dat seksuele betrekkingen enkel zijn toegestaan binnen het huwelijk en dat fysiek contact seksuele gevoelens zou kunnen opwekken. Dit voorschrift is gebaseerd op de overtuiging dat buitenechtelijke seksuele relaties moreel verkeerd zijn en een bedreiging vormen voor de sociale orde. Het impliceert daarentegen niet dat de persoon wiens hand geweigerd wordt als minderwaardig of onrein zou worden beschouwd (Baumgartner, nr.7.6). Voorstanders pleiten bijgevolg voor alternatieve begroetingsvormen die geen fysiek contact vereisen, zoals een buiging of een hand op het hart. Dit zou een manier kunnen zijn om zowel religieuze vrijheden te respecteren als de sociale normen van de samenleving te handhaven (Schlatmann, pp.169-179).
Dialoog en accommodatie
Zowel voor- als tegenstanders hebben bijgevolg valide argumenten. De vraag of het aanvaardbaar is, dient in elk geval individueel te worden beoordeeld. Daarom stelt zich de vraag, hoe gaan we hier in de dagelijkse praktijk mee om (Geldhof, p.149)?
Een belangrijk aspect van de discussie is de noodzaak van accommodatie. Dit houdt in dat er redelijke aanpassingen moeten worden gedaan om de religieuze overtuigingen van individuen te respecteren, zonder dat dit ten koste gaat van de sociale normen (ten Napel, p.41). Wij pleiten voor een open dialoog tussen verschillende actoren, zodat misverstanden kunnen worden voorkomen en respect voor elkaars overtuigingen kan worden bevorderd. Dit kan bijvoorbeeld door het ontwikkelen van richtlijnen binnen concrete instellingen over hoe om te gaan met handschudweigeringen en andere religieuze praktijken (Shadid, p.364)
De bredere samenleving speelt ook een cruciale rol in deze discussie. De acceptatie van diversiteit en de bereidheid om te leren over verschillende culturele en religieuze praktijken zijn essentieel voor een harmonieuze samenleving. Educatie en bewustwording zijn belangrijke instrumenten om vooroordelen en misverstanden te verminderen. Dit kan helpen om een omgeving te creëren waarin iedereen zich geaccepteerd en gerespecteerd voelt, ongeacht hun achtergrond.
Conclusie
West-Europa is en zal steeds meer een superdiverse samenleving worden, waar de vrijheid van religie soms in conflict komt met culturele normen. Het is van cruciaal belang om deze spanningen op een respectvolle en constructieve manier aan te pakken. Beperkingen op godsdienstvrijheid blijven complex en veelzijdig. Het is daarom essentieel om de achterliggende motiveringen van beide partijen te horen en begrijpen. Er is geen one-size-fits-all oplossing, maar door middel van dialoog en bewustwording kan er een evenwicht worden gevonden tussen religieuze vrijheden en de normen van de samenleving. Zo kunnen we een samenleving creëren waarin iedereen, ongeacht hun religieuze overtuigingen, zich gerespecteerd en geaccepteerd voelt.
Deze bijdrage is het resultaat van een samenwerking tussen M’Louise Verstraete, Janne Theunis1, Manon De Waele2 en Mano Jünger3.
Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.
- Janne Theunis is 22 jaar en masterstudente rechten aan de UGent. Ze heeft bijzondere interesse voor mensenrechten; het vak multiculturaliteit & recht was een enorme verrijking. ↩︎
- Manon De Waele is 21 jaar, werkte haar bachelor af aan de universiteit van Antwerpen en is nu masterstudent aan de UGent. In haar ruime interesseveld was het vak multiculturaliteit en recht een waardevolle aanvulling. ↩︎
- Mano Jünger is 22 jaar en masterstudente Europees en internationaal recht met een passie voor mensenrechten. Ze heeft een bijzondere interesse in vraagstukken omtrent gender en multiculturaliteit. ↩︎
0 reacties