De oprichting van het Vlaams Mensenrechteninstituut leidde tot politieke en maatschappelijke debatten waarover de media rapporteerden. Hoe en welke informatie over het VMRI werd gepresenteerd in nieuwsberichten beïnvloedt de houding en percepties van lezers tegenover het instituut. Deze bijdrage gaat daarom in op de Vlaamse media-aandacht en de impact hiervan op de perceptie van een legitieme beleidskeuze bij burgers.

Totstandkoming VMRI

Het bevorderen van gelijke kansen en het bestrijden van discriminatie staan hoog op de agenda van internationale organisaties zoals de Europese Commissie en de Verenigde Naties. De Europese lidstaten werden recent verplicht om onafhankelijke ‘organen voor gelijke behandeling’ op te richten om slachtoffers van discriminatie bij te staan en discriminatiekwesties te monitoren. Als federale staat beschikt België over een veelheid aan sectorale en algemene mensenrechteninstellingen en gelijkheidsorganen die op verschillende bestuursniveaus actief zijn. Het belangrijkste en wellicht bekendste van deze organen is het Interfederaal Gelijkekansencentrum, Unia. Unia is een gelijkheidsinstelling die discriminatie bestrijdt en gelijke kansen bevordert in België, maar zich niet buigt over alle aspecten van mensenrechten en alle gronden van discriminatie. De Vlaamse regering besloot in het regeerakkoord van 30 september 2019 om zich terug te trekken uit deze interfederale instelling. In de plaats daarvan heeft Vlaanderen het nieuwe Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI) opgericht dat op 15 maart 2023 van start ging. Die beslissing volgde op een goedkeuring in het Vlaamse regeerakkoord van 30 september 2019.

Het nieuwe instituut richt zich op alle mensenrechten én alle vormen van discriminatie, voor zover die binnen de regionale bevoegdheden vallen. Dit nieuwe instituut streeft er in de eerste plaats naar om bij voorvallen van discriminatie te bemiddelen en te verzoenen. Wanneer dat niet lukt, kan een slachtoffer de geschillenkamer raadplegen, bestaande uit rechters, advocaten en academici, die een gezaghebbende maar niet-bindende uitspraak zal doen over de zaak in kwestie. De geschillenkamer brengt een onafhankelijk en onpartijdig oordeel uit over de klacht, wat van het VMRI een ‘quasi-jurisdictioneel’ gelijkheidsorgaan maakt (D’Espallier, TvMR, p14-20, 2023). In tegenstelling tot promotie-organen, zoals Unia, zetten dit type van gelijkheidsorganen veel minder in op het actief en preventief voorkomen van ongelijkheid via bijvoorbeeld (media)campagnes. Bovendien staan zij ‘neutraler’ ten aanzien van de dossiers die ze behandelen en stellen ze zich onpartijdig op. Zo zal het VMRI, in tegenstelling tot Unia, geen gerechtelijke procedure starten namens een mogelijk slachtoffer van discriminatie, maar zal in plaats daarvan zelf uitspraken doen via een geschillenkamer.

Maatschappelijk draagvlak en beeldvorming

De oprichting van het VMRI heeft geleid tot politieke en maatschappelijke debatten over de redenen ervoor en legitimiteit ervan. In verschillende artikelen haalden politieke actoren diverse, tegenstrijdige argumenten aan over het nut van een ‘eigen’ Vlaams orgaan, en er werden ook vermoedens geuit over de politieke motieven achter de oprichting van het VMRI) (bv. De Morgen, 10 februari 2022). Bovendien hebben diverse middenveldorganisaties hun bezorgdheid geuit over de terugtrekking van Vlaanderen uit Unia en de bijkomende complexiteit die dit toevoegt aan het mensenrechtenlandschap voor burgers. Zij twijfelen ook aan de slagkracht van de nieuwe instelling om potentiële slachtoffers daadwerkelijk te beschermen tegen discriminatie. Het hebben van maatschappelijk draagvlak is echter van cruciaal belang voor de legitimiteit van beleidsmaatregelen. Beslissingen vereisen niet enkel steun van politieke actoren en middenveldorganisaties, maar ook van de burgers zelf. Hoewel niet alle burgers nieuwsartikelen als geloofwaardige of gezaghebbende bronnen van informatie beschouwen en de perceptie van een legitieme beleidskeuze ook afhankelijk is van andere factoren zoals individuele waarden, zijn nieuwsberichten wel een indicator van hoe de percepties van burgers kunnen beïnvloed worden. Daarom is het interessant om ze nader te bekijken in deze bijdrage.

Journalisten spelen een belangrijke rol in het overbrengen van informatie aan de bevolking en dus ook in het vormgeven van de perceptie over een onderwerp of gebeurtenis. Hoe en welke informatie over het VMRI wordt gepresenteerd in nieuwsberichten kan de houding en percepties van lezers ten opzichte van het instituut beïnvloeden (Entman, 1993). Het is dus interessant te onderzoeken welke media-aandacht het VMRI in nieuwsberichten precies kreeg omdat dit de publieke opinie en attitudes kan beïnvloeden tegenover het instituut en de oprichting ervan.

Mediaberichtgeving

Om bovenstaande vraag te beantwoorden, werden 119 Vlaamse nieuwsartikelen geanalyseerd (alle artikelen daterend tussen 30 augustus 2011 en 3 april 2023) waarbij de focus lag op de positie van de journalist, de betrokken actoren en de invulling van de drie pijlers van de responsiviteitsdriehoek: het beleidssysteem, maatschappelijke opvattingen en de beleidsomgeving. De responsiviteitsdriehoek suggereert dat de legitimiteit van een beleidsmaatregel wordt beïnvloed door de manier waarop informatie over deze drie pijlers wordt aangeboden en interageren. Het begrijpen van deze dynamiek is van belang om te beoordelen hoe beleid wordt waargenomen en ervaren door de samenleving en om te bepalen of het als legitiem wordt beschouwd. Op basis van de inhoud van de media-aandacht voor elk van deze drie pijlers, kan er gesuggereerd worden hoe de nieuwsartikelen bijdragen aan de perceptie van het oprichten van het VMRI als een legitieme beleidskeuze. Hoe mediaberichtgeving invloed heeft op de perceptie van een legitiem beleid werd al binnen verschillende contexten bestudeerd, waaronder het Nederlandse klimaatbeleid en het Europese vluchtelingenbeleid. Het toepassen van de legitimiteitsdriehoek om dit na te gaan is een recentere invalshoek en werd reeds toegepast voor onder andere arbeidsmigratiebeleid en natuurbeleid.

Uit de analyse van de nieuwsberichtgeving over het VMRI blijkt dat journalisten doorgaans geen eigen standpunten innemen en voornamelijk fungeren als overdragers van informatie. Ze rapporteren de verschillende standpunten van andere actoren door ze te citeren, maar proberen de lezer niet in een bepaalde richting te sturen. Bovendien ligt de nadruk vooral op de argumenten van politieke actoren, zowel van leden van de oppositie als van de meerderheid (bv. Nieuwsblad, 8 juli 2022). Doordat de oprichting van het Vlaams Mensenrechteninstituut een beleidskeuze is die in het parlement werd besproken en goedgekeurd, is het niet verrassend dat politieke actoren en hun standpunten volgend op de beslissing om uit Unia te stappen de meeste aandacht krijgen in de nieuwsartikelen. Daarna volgen de standpunten van middenveldorganisaties en in mindere mate die van (wetenschappelijke) experts. De experts die aan bod zijn gekomen, zijn voornamelijk academici gespecialiseerd in publiekrecht of politieke wetenschappen. Burgers zelf worden niet aan het woord gelaten in de artikelen. De beperkte wetenschappelijke expertise die in de berichtgeving aan bod komt, kan mogelijk worden verklaard door de specificiteit van het thema en het beperkte aantal wetenschappers die gespecialiseerd zijn in discriminatie en discriminatierecht.

De invulling van de drie pijlers van de responsiviteitsdriekhoek, met name informatie over het beleidssysteem, maatschappelijke opvattingen en de beleidsomgeving, wordt uitgebreid voorzien in de nieuwsartikelen. Informatie over het beleidssysteem gaat in op de werking, de bevoegdheden en de institutionele vormgeving van het VMRI. De krantenartikelen rapporteren over de nadruk die het instituut legt op bemiddeling en de werking van de geschillenkamer (bv. De Standaard, 1 juli 2022). Bovendien wordt er dieper ingegaan op de complexiteit van de bevoegdheidsverdeling en de toekomstige samenwerkingen tussen de verschillende instituten, waarover nog veel onzekerheid en onenigheid is (zoals ook uiteengezet in onderzoek van Moonen & Vanneste, TvMR, p27-32, 2023). Dat maakt het voor burgers/lezers niet gemakkelijk om aspecten van het beleidssysteem helemaal te vatten en kan vertrouwen in het Vlaams Mensenrechteninsituut ondermijnen.

Wat betreft de maatschappelijke opvattingen over het VMRI, is er veel aandacht voor de debatten tussen politieke actoren en de standpunten van middenveldorganisaties. Zowel pro- als contra-argumenten komen aan bod waarbij de gerapporteerde debatten vooral gaan over thema’s zoals de bescherming van en toegankelijkheid voor de burger en de subjectieve motieven achter de oprichting van het instituut (bv. De Morgen, 1 juli 2022). De vraag of het nieuwe instituut met zijn specifieke werking op voldoende wijze de verwachtingen van slachtoffers zal vervullen, wordt ook gesteld en toegelicht in onderzoek van Cathérine Van de Graaf (TvMR, p21-26, 2023). Net doordat in de onderzochte nieuwsartikelen vooral de politieke argumenten en tegengestelde visies op het VMRI veel aandacht krijgen, kan dat het gevoel opwekken dat het oorspronkelijke doel van de oprichting van het VMRI, namelijk de bestrijding van discriminatie en de bescherming van mensenrechten, naar de achtergrond wordt gedrongen, terwijl de politieke discussie over de instelling zelf op de voorgrond staat. Het lijkt erop dat het doel en het middel (het instituut dat wordt ingezet) voor de lezer verward kunnen raken.

De laatste pijler van de responsiviteitsdriehoek betreft ontwikkelingen in de ‘beleidsomgeving’. We onderscheiden hierbij externe en interne ontwikkelingen, of de mate waarin internationale (externe) dan wel nationale (interne) ontwikkelingen worden gerapporteerd in de nieuwsartikelen. Uit de analyse blijkt dat er regelmatig wordt verwezen naar praktijken in het buitenland, zoals het gebruik in Nederland van een geschillenkamer en de werking van mensenrechteninstellingen in andere federale landen. Ook naar binnenlandse ontwikkelingen wordt er veel gerefereerd, zoals naar de toename van het aantal klachten en naar de werking van andere mensenrechteninstituten in België zoals Unia en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. In de artikelen worden passages over de beleidsomgeving gebruikt om vergelijkingen te maken met het succes of falen van andere instanties, als onderbouwing voor argumenten met betrekking tot het nieuwe instituut (bv. Het Belang van Limburg, 24 januari 2022). Deze vergelijkingen kunnen bijdragen aan de perceptie dat het instituut voldoende afgestemd is op de beleidsomgeving.

VMRI gepercipieerd als legitieme beleidskeuze?

Hoewel er voldoende informatie wordt verstrekt over het nieuwe instituut in de nieuwsartikelen, concluderen we dat de mediaberichtgeving mogelijk slechts in beperkte mate zal bijdragen aan de legitimiteit rond de beslissing om het Vlaams Mensenrechteninstituut op te richten. In de nieuwsberichten is er nog aanzienlijke onduidelijkheid over de concrete werking en worden tegenstrijdige standpunten niet verder uitgediept. Journalisten lijken zich neutraal op te stellen, waardoor lezers zelf een afweging moeten maken over de legitimiteit van de beleidskeuze om het VMRI op te richten. De complexiteit van het onderwerp kan het voor lezers moeilijk maken om alle aspecten van het beleidssysteem volledig te begrijpen, terwijl de beschikbare informatie over het beleidssysteem wel de indruk wekt dat er weloverwogen beslissingen zijn gemaakt.

Een mogelijke verklaring voor deze houding is dat journalisten zich neutraal willen opstellen, wellicht vanwege hun mogelijk beperkte kennis van de complexe materie en/of omdat het debat ook politiek geladen is. De berichtgeving heeft dus voornamelijk tot doel kennis over te brengen, maar de informatie is vaak erg complex en is door de beperkte achtergrondkennis bij lezers niet erg bevattelijk. Daarom is het belangrijk om kritisch te kijken naar hoe en wat er wordt gecommuniceerd over nieuw beleid, aangezien het uiteindelijke succes van overheidsinspanningen tegen discriminatie in hoge mate afhangt van effectieve communicatie met burgers (Europese Commissie, 2009). Om als Vlaams Mensenrechteninstituut dus boven de discussies uit te kunnen stijgen en het vertrouwen van de burgers te winnen, is niet alleen tijd en continuïteit belangrijk (D’Espallier, TvMR, p14-20, 2023), maar is het ook cruciaal om te investeren in het bezorgen van begrijpelijke informatie aan zowel burgers als journalisten.

Samengevat biedt de huidige berichtgeving mogelijkheden voor verbetering en het creëren van een meer geïnformeerde en betrokken samenleving. Journalisten zouden complexe informatie kunnen vereenvoudigen voor de lezers en verder kunnen gaan dan alleen het presenteren van tegenstrijdige argumenten, door bijvoorbeeld bredere context aan te reiken en standpunten beter te kaderen. Het benadrukken van het belang van duidelijke en bevattelijke communicatie met burgers kan bijdragen aan positieve veranderingen in de mediaberichtgeving en de perceptie van beleidskeuzes.


Tijd voor Mensenrechten biedt een platform aan mensenrechtenexperten, en gaat de kwaliteit van bijdragen na voor die op het platform verschijnen. Analyses en standpunten blijven niettemin de verantwoordelijkheid van de auteur.

Afbeelding gegenereerd via iCANDID, icandid.libis.be/


Lise-Lore Steeman, Ellen Fobé en Leen d’Haenens

Lise-Lore Steeman is doctoraatsonderzoeker aan het Instituut voor Mediastudies (IMS), KU Leuven. Ellen Fobé is postdoctoraal onderzoeker aan het Instituut voor de Overheid (IVO), KU Leuven. Leen d’Haenens is gewoon hoogleraar aan het Instituut voor Mediastudies (IMS), KU Leuven. Ze werken alle drie aan het C2 COMMunity onderzoeksproject dat de relatie onderzoekt tussen (veranderingen in) antidiscriminatiebeleid, wetgeving, berichtgeving in de media, en de publieke perceptie van (anti)discriminatie(beleid) in België.

0 reacties

Een reactie achterlaten

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *